Hoofdletters en leestekens

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens 

Slide 1 - Tekstslide

 Leerdoel:


Hoofdletters
Ik kan de regels voor hoofdletters correct toepassen in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  1

 Altijd aan het begin van de zin:

 Morgen gaan we naar een feest van een vriend.

  Uitzonderingen: geen hoofdletter begin van de zin:
  • als de zin begint met een cijfer of getal
       100 meter verderop is een tankstation.
  • 's of 't aan begin van zin: dan hoofdletter bij tweede letter
       's Nachts droom ik dat ik op een mooi eiland ben met zon en zee.






Slide 3 - Tekstslide

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
25 euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.

Slide 4 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 5 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
C
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
's-hertogenbosch Is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg hoofdletters  2

Eigennamen of afgeleiden

  • personen                   : Max, Lisa
  • naam organisatie MBO Den Bosch
  • aardrijkskunde       :  Alpen, Rusland, Turkse pizza
  • merknamen             :  Adidas, Mac Donalds
  • boek/film/tv-serie : Spijt, Home Alone
  • feestdagen               : Kerstmis, Suikerfeest, Koningsdag
  • historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog















Slide 7 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  3

Uitzonderingen: geen hoofletter eigennamen

  •  stromingen en afgeleiden    :  christendom, islam, kerstvakantie
  •  windstreken                                 : oosten, westen, zuidoosten
  •  historische perioden                : prehistorie,  middeleeuwen
  • functiebenamingen en titels : minister-president















Slide 8 - Tekstslide

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Is jeroen vandaag ziek?
B
Is Jeroen vandaag ziek?

Slide 9 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.

Slide 10 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones.
C
De beste serie ik Game of thrones.
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.

Slide 12 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Zijn dat echte Nike-schoenen?
B
Zijn dat echte nike-schoenen?

Slide 13 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.

Slide 14 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De zon komt op in het oosten.
B
De zon komt op in het Oosten.

Slide 15 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
In de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
B
In de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.

Slide 16 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Deze zomer gaan we op vakantie naar Spanje.
B
Deze zomer gaan we op vakantie naar spanje.

Slide 17 - Quizvraag

Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Die nieuwe Samsung-telefoon vind ik erg duur.
B
Die nieuwe samsung-telefoon vind ik erg duur.

Slide 18 - Quizvraag

Welke leestekens ken je?
Noem er vier.


Slide 19 - Open vraag

Leerdoel

Leestekens

  • Ik kan de regels voor punt, komma en aanhalingstekens correct toepassen in een tekst.



 

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg leestekens - punt

Punt: achter elke zin


Ik laat de hond uit.


Slide 21 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (1)
  • tussen 2 persoonsvormen

        Als jij de hond uitlaat, bak ik alvast de pannenkoeken.


  • in een opsomming
       Bij de bakker koop ik brood, krentenbollen , croissantjes en 
      koekjes.










Slide 22 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (2)
  •  voor een voegwoord     
      Dat vind ik een goed idee, want dan zijn we op tijd klaar.

  • in een lange zin  

       Het is een belangrijk, dat er in de bodem voldoende voedingstoffen aanwezig zijn.















Slide 23 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (3)
Uitzondering
Je schrijf géén komma bij het woord 'en' .

Eerst ga ik die schoolopdracht nog afmaken en daarna lekker weekend houden.  


Slide 24 - Tekstslide

In welke zin staan de leestekens goed?
A
Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen
B
Vanmorgen was ik te laat, doordat ik mij had verslapen
C
Vanmorgen was ik te laat, doordat ik mij had verslapen.
D
Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen.

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin staan de leestekens goed?
A
Terwijl ik de werkplaats opruim, zet mijn collega de tractoren binnen.
B
Terwijl ik de werkplaats opruim, zet mijn collega de tractoren binnen
C
Terwijl ik de werkplaats opruim zet mijn collega de tractoren binnen.
D
Terwijl ik de werkplaats opruim zet mijn collega de tractoren binnen

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin staan de leestekens goed?
A
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is
B
De les van meneer Jansen vervalt vandaag, omdat hij ziek is.
C
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is.
D
De les van meneer Jansen vervalt vandaag, omdat hij ziek is

Slide 27 - Quizvraag

In welke zin staan de leestekens goed?
A
Ik wens je een goede reis en veel plezier op de camping in Frankrijk.
B
Ik wens je een goede reis, en veel plezier op de camping in Frankrijk
C
Ik wens je een goede reis, en veel plezier op de camping in Frankrijk.
D
Ik wens je een goede reis en veel plezier op de camping in Frankrijk

Slide 28 - Quizvraag

In welke zin staan de leestekens goed?
A
In de supermarkt heb ik chips fanta cola en chocolade gekocht
B
In de supermarkt heb ik chips fanta cola en chocolade gekocht.
C
In de supermarkt heb ik chips, fanta, cola en chocolade gekocht
D
In de supermarkt heb ik chips, fanta, cola en chocolade gekocht.

Slide 29 - Quizvraag

In welke zin staan de leestekens goed?
A
John Deere en Fendt zijn mijn favoriete trekkers
B
John Deere en Fendt zijn mijn favoriete trekkers.
C
John Deere, en Fendt zijn mijn favoriete trekkers
D
John Deere, en Fendt zijn mijn favoriete trekkers.

Slide 30 - Quizvraag

Uitleg leestekens - aanhalingstekens
  • Als je citeert (woord of zin letterlijk overnemen uit tekst).

       "Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij/zij  is."                          = geciteerd uit de Schoolgids

  • Opschrijven wat iemand precies zo heeft gezegd.

       Nienke zei:  " Ik zie je vanmiddag om 15.00 uur bij de          

        bushalte."

Slide 31 - Tekstslide

In welke zin zijn de leestekens op de juiste manier gebruikt?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school."
C
Sanne zegt: "Mijn fiets staat nog op school"
D
Sanne zegt "Mijn fiets staat nog op school."

Slide 32 - Quizvraag

In welke zin zijn de leestekens op de juiste manier gebruikt?
A
Robin zei: "Wie gaat er mee naar de Mac?"
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei "Wie gaat er mee naar de Mac?"

Slide 33 - Quizvraag

Einde

Slide 34 - Tekstslide