Quiz juridisch en financieel/verzekeringen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
wetMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een delinquent?
A
Een dader van een delict
B
Straattaal voor crimineel
C
Iemand die zich niet aan normen houdt
D
Een erg stoute jongen

Slide 2 - Quizvraag

Welke beleggingsvorm keert couponrente over een periode uit?
A
Obligaties
B
Aandelen
C
Opties
D

Slide 3 - Quizvraag

Iemand vervolgen en een straf eisen doet
A
een rechter
B
een advocaat
C
een officier van justitie
D
een griffier

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel % van de marktwaarde van de woning mag een hypothecaire lening zijn?
A
90%
B
100%
C
102%
D
125%

Slide 5 - Quizvraag

Het parlement is een onderdeel van de
A
uitvoerende macht
B
rechtsprekende macht
C
wetgevende
D
alle drie de machten

Slide 6 - Quizvraag

Stelling:
Een werkgever is verplicht een pensioen te regelen voor zijn werknemers
A
Juist
B
Niet Juist
C
D

Slide 7 - Quizvraag

Naar welke rechter ga je toe voor een arbeidszaak?
A
Strafrechter
B
Bestuursrechter
C
Kantonrechter
D
De Hoge Raad

Slide 8 - Quizvraag

Bij het afsluiten van een verzekering wordt er vaak een voorlopige dekking afgegeven.
Wat wordt hiermee bedoeld?

A
De verzekeraar bevestigt dat het risico is geaccepteerd en de polis wordt opgemaakt.
B
De tussenpersoon geeft namens de verzekeraar aan dat de verzekering is geaccepteerd.
C
De verzekeraar neemt het risico in dekking in afwachting van en onder voorbehoud van definitieve acceptatie.
D

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een moeilijk woord voor iemand die gevangen zit?
A
delinquent
B
gedetineerde
C
gepensioneerde
D
recidivist

Slide 10 - Quizvraag

Welke van de onderstaande verzekeringen is een bezitsverzekering?
A
Een aansprakelijkheidsverzekering
B
Een glasverzekering
C
Een rechtsbijstandverzekering
D

Slide 11 - Quizvraag

Onder welk rechtsgebied valt een vergunning aanvragen van de gemeente?
A
Bestuursrecht
B
Strafrecht
C
Familierecht
D
Vermogensrecht

Slide 12 - Quizvraag

Op schadeverzekeringen is het indemniteitsbeginsel van toepassing. Dit houdt in:
A
Klant mag er door de schadevergoeding niet op vooruit gaan.
B
Klant moet er door de schadevergoeding op vooruit gaan.
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting O.M.
A
Openbaar misdrijf
B
Openbaar Ministerie
C
Ongevaarlijke misdadiger
D
overbodige minister

Slide 14 - Quizvraag

Volgens het BW mogen verzekeraars schade uitsluiten als gevolg van:
A
Opzet van de verzekerde
B
Opzet of roekeloosheid van de verzekerde
C
Roekeloosheid van de verzekerde
D

Slide 15 - Quizvraag

Wat valt onder burgerlijk/civiel recht?
A
een einde maken aan een huwelijk
B
een verblijfsvergunning aanvragen
C
een roofoverval plegen
D
geen van de antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

De verzekeringsadviseur neemt de map met verzekeringspolissen van Hans door.
Hij ziet een levensverzekering.
Wat betekent de term verzekeringnemer die op de polis staat?
A
De verzekeringnemer is degene op wiens leven de verzekering is gesloten.
B
De verzekeringnemer is degene die de verzekering heeft afgesloten.
C
De verzekeringnemer is degene die de uitkering uit de levensverzekering ontvangt.
D

Slide 17 - Quizvraag

De doodstraf is in Nederland afgeschaft in...
A
1770
B
1870
C
1970
D
heeft nooit bestaan in Nederland

Slide 18 - Quizvraag

Uit hoeveel boxen bestaat het systeem van de inkomstenbelasting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden dat een rechter een toga (lange zwarte jurk) draagt?
A
De toga straalt gezag uit.
B
De toga is traditie
C
De toga geeft aan dat de rechter onpartijdig is
D
De rechter onderscheidt zich met toga van de advocaat

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een geldig identiteitsbewijs?
A
Een OV kaart
B
Een paspoort
C
Een Deltion pas
D

Slide 21 - Quizvraag

Mag iedereen een rechtszaak bijwonen?
A
Ja, rechtszaken zijn in principe openbaar, er zijn uitzonderingen
B
Nee, rechtszaken vinden achter gesloten deuren plaats.
C
Nee, alleen familie mag rechtszaken bijwonen.
D
Nee, alleen meerderjarigen mogen rechtszaken bijwonen.

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer zet mevrouw De Wit giraal geld om in chartaal geld?
A
Als ze factuur van de tandarts via haar rekening betaalt
B
Als ze €50 opneemt bij de geldautomaat
C
Als ze haar boodschappen met haar pinpas betaalt
D

Slide 23 - Quizvraag

Rechters zijn onafhankelijk. Wat betekent dit?
A
Ze hebben geen baas
B
Ze kunnen niet worden ontslagen
C
Ze hoeven zich niet aan de wet te houden
D
Niemand kan ze tot een beslissing dwingen

Slide 24 - Quizvraag

Op welke verzekering zijn medische kosten NIET gedekt?
A
Op een ongevallenverzekering
B
Op een arbeids-ongeschiktheidsverzekering
C
Op een zorgverzekering
D

Slide 25 - Quizvraag

Gelden voor kinderen dezelfde straffen als voor volwassenen?
A
Ja, er is geen verschil tussen kinderen en volwassenen in het recht
B
Nee, kinderen krijgen nooit straf
C
Nee, kinderen krijgen nooit een geldboete
D
Nee, er is speciaal jeugdstrafrecht voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar

Slide 26 - Quizvraag

Bij schadeverzekeringen kan de uitkering worden beperkt als gevolg van een eigen gebrek. Wat houdt eigen gebrek in?
A
De schade wordt veroorzaakt door de gebrekkige aard van de verzekerde zaak.
B
De schade wordt veroorzaakt door een gebrek van een persoon.
C
Degene die de schade lijdt, is zelf de veroorzaker van de schade.
D

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Een verdachte is niet vatbaar voor de straf die wordt geëist
B
Een verdachte kan de rekening van zijn advocaat niet meer betalen
C
Een verdachte wordt zijn daad niet aangerekend omdat hij psychisch niet in orde is
D
een verdachte is onvoorspelbaar

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer komt een overeenkomst voor een verzekering tot stand?
A
Wanneer de acceptant de polis maakt
B
Wanneer de klant de polis ontvangt
C
Wanneer de acceptant de verzekering accepteert
D

Slide 29 - Quizvraag