9.3 kruisingsschema's en 9.4 met afronding H9

9.2 hh:
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk.
In de bron is een familiestamboom weergegeven.

Hoe erft dit type doofheid over?
A
Dominant, X-chromosomaal
B
Dominant, Autosomaal
C
Recessief, X-chromosomaal
D
Recessief, Autosomaal
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

9.2 hh:
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk.
In de bron is een familiestamboom weergegeven.

Hoe erft dit type doofheid over?
A
Dominant, X-chromosomaal
B
Dominant, Autosomaal
C
Recessief, X-chromosomaal
D
Recessief, Autosomaal

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


9.2 hh:      Sikkelcelanemie
Sikkelcelanemie is  een erfelijke vorm van bloedarmoede. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat een kind sikkelcelanemie heeft, ook als beide ouders het niet hebben. Ook kan blijken dat de zoon of dochter drager is van de aandoening.
Wat kun je uit bovenstaande gegevens afleiden over de overerving van sikkelcelanemie?

A
A
De ziekte erft autosomaal over en is dominant
B
De ziekte erft autosomaal over en is recessief
C
De ziekte erft X-chromosomaal over en is dominant
D
De ziekte erft X-chromosomaal over en is recessief

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel erfelijk materiaal heeft een gameet (geslachtscel), ten opzichte van een gewone cel.
A
Net zoveel
B
1/2
C
1/4
D
2x zoveel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het intermediaire genotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe groot is de kans op een intermediair fenotype bij de kruising ArAw x ArAw?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met bloedgroep AB heeft een intermediair fenotype. De allelen A en B zijn dan
A
homozygoot
B
intermediair
C
onvolledig dominant
D
codominant

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep 0 hebben een kind met bloedgroep 0. Hoe groot is de kans dat een tweede kind ook bloedgroep 0 heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 16 - Quizvraag

het kind heeft bloedgroep 0, dus ii. Van vader én moeder moet het dus allel i hebben gekregen, vader heeft dus genotype IAi. Moeder heeft ii (bloedgroep 0). De kans dat vader i doorgeeft is 0,5, de kans dat moeder i doorgeeft is 1. De kans op ii is dus 0,5 x 1 = 0,5. Het feit dat het eerste kind bloedgroep 0 heeft is niet van invloed op de bloedgroep-kans voor het tweede kind.

Welke bloedgroepen kunnen de kinderen van een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep AB hebben?
A
A
alleen AB
B
alleen A of B
C
alleen A of B of AB
D
A of B of AB of O

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn deze genen gekoppeld of niet?
A
Gekoppeld
B
Niet gekoppeld
C
Kan gekoppeld of niet gekoppeld zijn

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Men kruist AABB x aabb. De genen erven gekoppeld over. De ligging van de genen in de chromosomen is juist weergegeven bij: (De strepen stellen chromosomen voor.)
A
B
C
D

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Haarkleur en haarstructuur erven hier gekoppeld over.
Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Welke genen zijn dan gekoppeld?

A
zwart met ruw en wit met glad
B
zwart met glad en wit met ruw
C
zwart met wit
D
ruw met glad

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weten jullie dit nog? Hoe noem je het als een allel dat homozygoot voorkomt geen levensvatbaar individu oplevert?
A
gekoppelde overerving
B
draagster
C
letale factor
D
multipele allelen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en X-chromosomaal.
- Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten?
- Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
A
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het recessieve allel bezitten.
B
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
C
Ja, zowel volwassen mannetjes als vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
D
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voortkomen die het recessieve allel bezitten.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Het allel a is X-chromosomaal en recessief. Wanneer het dominante allel A ontbreekt, is er sprake van een letale factor. Een mannetjesmuis wordt gekruist met een voor dit gen heterozygote vrouwtjesmuis.
Welke geslachtsverhouding man : vrouw kun je verwachten bij het grote aantal jongen dat ze krijgen?
Een letale factor
A
1 : 1
B
1 : 2
C
2 : 0
D
3 : 1

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Joan en Claude vragen erfelijkheidsadvies. Zij hebben geen van beiden cystische fibrose, een autosomale recessief overervende aandoening. Maar Claude was eerder getrouwd en kreeg uit dat huwelijk een kind met deze ziekte. Een broer van Joan is overleden aan deze ziekte. Joan is zelf nooit getest op de aanwezigheid van het recessieve allel.

Hoe groot is de kans dat Joan en Claude een kind krijgen met cystische fibrose?

Erfelijkheids-advies
A
1/12
B
1/8
C
1/6
D
1/4

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Arie heeft een chocolade bruine labrador. Hij wil graag gaan fokken met deze hond maar is bang dat hij heterozygoot is voor de eigenschap. Welke test kruising kan Arie uitvoeren om achter het genotype van zijn hond te komen
A
Homozygoot bruine hond
B
heterozygoot bruine hond
C
Homozygoot witte hond
D
heterozygoot witte hond

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met kruisingsschema's
Tip1: Maak eerste een samenvatting van 9.3 met de begrippen.
Tip2: Dit oefent beter met boek en in je schrift dan online! Maak je de
           opdrachten bij 9.3 online - maak dan uitwerkingen op papier!
Tip3: noteer eerst de allelen, dan de rest van het schema.
Maak de practicum-oefeningen (over 1 week individueel inleveren) 
Nog moeilijk? Bezoek kwt-biologie om samen de opdrachten te maken op woensdag 10e.
Goed gelukt? Maak toepassen (paprika's) en/of ga verder met 9.4!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies