H2 par. 2 Rivieren van ijs.

      Welkom HV2A
Ga alvast zitten volgens de plattegrond. 
Leg je spullen alvast klaar op tafel.
Tassen voor op het rek.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

      Welkom HV2A
Ga alvast zitten volgens de plattegrond. 
Leg je spullen alvast klaar op tafel.
Tassen voor op het rek.

Slide 1 - Tekstslide

Erosie is het
A
neerleggen van meegevoerd materiaal
B
afschuren en uitschuren van gesteente door water, ijs of wind.
C
uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei.

Slide 2 - Quizvraag

Jonge gebergten
Oude gebergten
Hoogte
Toppen
Hellingen
Dalen
Steile
Diepe
Minder diepe
Hoger
Lager
Flauwe
Spitse
Afgeronde

Slide 3 - Sleepvraag

Chemische verwering is als het gesteente uiteenvalt zonder van samenstelling te veranderen
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Als kalksteen onder hoge druk en temperatuur verandert in marmer wordt het een
A
Sediment gesteente
B
Metamorf gesteente

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2
  • Je weet hoe een gletsjer bijdraagt aan de afbraak en de opbouw van het landschap.
  • Je weet wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn.
  • Je weet hoe de waterval van Schaffhausen is ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

B118 IJstijden
IJstijd/Glaciaal: koude perioden in de geschiedenis van de aarde.
- Gemiddeld 5ºC kouder
- Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
- Gletsjer / ijskappen breiden zich uit
- Door grotere albedo nog kouder (wit weerkaatst zonlicht)

IJstijd -> interglaciaal -> ijstijd -> interglaciaal (warmere periode) 

Slide 8 - Tekstslide

  Het ontstaan van gletsjers
Gletsjer: rivier van ijs die langzaam van de berghelling naar beneden glijdt. 
  • IJstijd / glaciaal: alleen de toppen van
> 2000m hoog kwamen boven het ijs uit
  • ontstaan Gardameer, Comomeer

In ijstijd valt veel neerslag als sneeuw. Door steeds ontdooien en bevriezen verandert sneeuw in firn: korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw -> firn hoopt zich op in firnbekken: het begin van een gletsjer

Slide 9 - Tekstslide

B119 Gletsjers
Een gletjser begint in een firnbekken: een verzamelplek voor sneeuw hoog in de bergen -> firn = korrelige sneeuw

Bij een vol firnbekken glijdt een ijstong met lage snelheid richting een dal -> firnbekken + ijstong = gletsjer

Gletsjer is voortdurend in beweging, maar lijkt stil te liggen. Geltsjer smelt in het dal -> gletsjerriver

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

 Het ontstaan van gletsjers
Door mechanische verwering zijn veel stenen van de berg op de gletsjer gevallen -> geeft de gletsjers een grauwe kleur.

Puin wordt meegevoerd, vaak naar de randen

Ontstaan van: 
 - zijmorene: puin aan zijkant van gletsjer
- grondmorene: puin onder de gletsjer
- middenmorene: tussen twee gletsjers
- eindmorene: puin aan het eind van gletsjer

Slide 13 - Tekstslide

 Het einde van een gletsjer
Het met puin beladen ijs van de gletsjer schuurt het dal uit = erosie

V-dalen (door rivieren) veranderen in U-dalen (door gletsjers)

In het dal smelten de gletsjers. Ontstaan van:
- gletsjertunnel: onder de gletsjer
- gletsjerpoort: naar buiten de gletsjer
= begin van een gletsjerrivier

 

Slide 14 - Tekstslide

Na de ijstijd
Sinds de laatste ijstijd is de gemiddelde temperatuur gaan stijgen ->  afsmelten meeste gletsjers
 
• Sporen ijstijd zijn nog steeds zichtbaar in het landschap:
- eindmorenen
- meren
• Door klimaatverandering smelten gletsjers verder (en sneller) af -> toekomst?


Slide 15 - Tekstslide