Grammatica: betrekkelijk voornaamwoord

Welkom 2HC
Cursus 5
§14 betrekkelijk voornaamwoord
Voordat we beginnen:
Neem blz. 232 voor je.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2HC
Cursus 5
§14 betrekkelijk voornaamwoord
Voordat we beginnen:
Neem blz. 232 voor je.

Slide 1 - Tekstslide

herhaling: bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin
- begint vaak met die of dat;
- zegt iets over een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord (de kern).
- staat direct achter de kern;
- is een zin en heeft dus een persoonsvorm, maar is onderdeel van een zinsdeel (een zinsdeelstuk);
- kun je meestal weglaten: er blijft een correcte zin over.

Voorbeeld:
Het standbeeld (zn) dat van brons is gemaakt, krijgt een plek in het Stadspark.

Slide 2 - Tekstslide

Geef aan wat het zelfstandig naamwoord is en de bijvoeglijk bijzin.
De bacteriën die niet reageren op antibiotica, krijgen de overhand.

Slide 3 - Open vraag

Geef aan wat het zelfstandig naamwoord is en de bijvoeglijk bijzin.
Het Musical Award Gala, dat live werd uitgezonden op NPO1, werd gepresenteerd door Frits Sissing.

Slide 4 - Open vraag

Geef aan wat het zelfstandig naamwoord is en de bijvoeglijk bijzin.
De beschermheilige van de stad Utrecht is Sint Maarten, die de stad beschermt tegen oorlogen en ziektes.

Slide 5 - Open vraag

Betrekkelijk voornaamwoord
Antecedent = een woord die eerder genoemd is en waar een ander woord naar verwijst.

Voorbeeld: 
Met de jongen, die daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
Jongen is een antecedent en die verwijst daarnaar.

Slide 6 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar het antecedent.

Voorbeeld:
Met de jongen, die daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
die = betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Meest voorkomende:
* die
* dat
* wie
* wat

Slide 8 - Tekstslide

Benoem het betrekkelijke voornaamwoord en de antecedent.

Het meisje op wie Jesse verliefd is, heeft al een vriend.

Slide 9 - Open vraag

Benoem het betrekkelijke voornaamwoord en de antecedent.

De skilessen die SnowWorld aanbiedt, zijn erg gewild.

Slide 10 - Open vraag

Benoem het betrekkelijke voornaamwoord en de antecedent.

Je vertelt me iets, wat erg oud nieuws is.

Slide 11 - Open vraag

Benoem het betrekkelijke voornaamwoord en de antecedenten.

Het pretpark, dat duizenden bezoekers per jaar trekt, breidt het komende jaar uit met een nieuwe attractie.

Slide 12 - Open vraag

Opdrachten maken
Boek blz. 232
Opdracht 2,3 en 4

Slide 13 - Tekstslide