Much vs Many 2KGT

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen  'much' en 'many.
  • Je kunt bepalen in welke situatie je 'much' en 'many' gebruikt.
  • Je kunt het verschil benoemen in gebruik tussen 'little' en 'few'.
  • Je weet wanneer je 'a little' en 'a few' moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent het Engelse woord 'Many'?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent het
Engelse woord 'Much'?

Slide 4 - Woordweb

Much vs Many
  • Much en Many  kun je allebei gebruiken om aan te geven dat er 'veel' van iets is.
     
  1. Many
  •  Als het zelfstandig naamwoord telbaar (meervoud) is:
  • –> How many brothers or sisters have you got?
  • –> I haven’t got many pens left.

  • Much
  •  Als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is:
  • –> Have you got much work to do?
  • –>There isn’t much information about the accident.

Slide 5 - Tekstslide

A lot of / Lots of
  • A lot of en lots of betekenen ook allebei 'veel'.

  • Deze woorden kun je gebruiken bij zowel woorden die je kunt tellen, als niet kunt tellen.

Slide 6 - Tekstslide

He told me .... jokes.
A
much
B
many

Slide 7 - Quizvraag

I don't have ..... money
A
much
B
many

Slide 8 - Quizvraag

5. There wasn't ..... sun.
A
much
B
many

Slide 9 - Quizvraag

She has so _____ friends!
A
much
B
many

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent 'a little'?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent 'a few'?

Slide 12 - Woordweb



  • Few en Little kun je allebei gebruiken om aan te geven dat er 'weinig' van iets is. 

  • Few 
  •  Als het zelfstandig naamwoord telbaar (meervoud) is: 
  • –> I have few things to do.

  • Little 
  •  Als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is: 
  • –> He has little money left.


  • a Few  = een paar
  • a little = een beetje

  • a Few  
  •  Als het zelfstandig naamwoord telbaar (meervoud) is:  
  • –> I have a few things to do. 

  • a Little  
  •  Als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is:  
  • –> He has a little money left
Few vs Little                               a Few vs a Little

Slide 13 - Tekstslide

Open Your Books
Maken: opdracht 25 en 26, blz 43
timer
7:30

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 25

1. We didn't have _______ shopping time.
A
Much
B
Many

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 25

2. ____ computer games are as exciting as Earthbound.
A
Few
B
Little

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 25

3. ____ computer games are for sale in that shop.
A
Lots of
B
Much

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 25

4. How ____ teenagers visited the Gadget Festival
A
Much
B
Many

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht 25

5. I have _______ questions I want to ask you.
A
Much
B
Many

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 25

6. There are _____ things I want to talk about with you.
A
a few
B
a little

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht 25

7. Did you see ___ exotic birds at the zoo.
A
much
B
many

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 25

8. Luckily the teacher gave us ___ homework for tomorrow
A
Few
B
Little

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht 26 - Fill In
  1. Lots of / A lot of / Many
  2. Much / A lot of / lots of
  3. many / a lot of / lots of
  4. many / a lot of / lots of
  5. a few
  6. a little
  7. a few
  8. lots of / a lot of

Slide 23 - Tekstslide