Wet- en regelgeving I

Wet- en regelgeving 
Module incl 4 Lessen en een toets
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wet- en regelgeving 
Module incl 4 Lessen en een toets

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
* Het internationale kader
* Douane en documenten 
* Incoterms@2020 & toepassing 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze module:

  • Ken je het kader waar internationale regels op zijn gebaseerd.
  • Weet je hoe de douane werkt.
  • Ken je een aantal belangrijke douaneregels.
  • Weet je meer over afvalstoffen en milieu

Slide 3 - Tekstslide

Het internationale kader 

Slide 4 - Tekstslide

Nationale wetgeving 
Nederland heeft nationale regels en wetten waar iedereen aan moet voldoen die in Nederland verblijft of Nederlander is. 
*

Vanuit Nederland worden er allerlei activiteiten ondernomen waarbij de nationale regels en wetten alleen niet meer voldoende zijn. 

*
Andere landen hebben immers ook hun eigen wetten en regels en die zijn niet altijd en overal hetzelfde.

Slide 5 - Tekstslide

Europese Unie
Om de regels binnen Europa makkelijker te maken hebben een aantal Europese landen een statenverband afgesproken. 

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel EU-landen zijn er?
A
21
B
23
C
28
D
32

Slide 7 - Quizvraag

Welk land is GEEN EU-land?
A
Denemarken
B
Kroatië
C
Noorwegen
D
Zweden

Slide 8 - Quizvraag

Welk land is GEEN EU-land?
A
Nederland
B
Cyprus
C
Malta
D
IJsland

Slide 9 - Quizvraag

De grenzen tussen alle EU-landen zijn nu ...
A
open
B
dicht

Slide 10 - Quizvraag

Welke EU-landen grenzen NIET
aan elkaar?
A
Estland en Letland
B
Hongarije en Bulgarije
C
Portugal en Spanje
D
Luxemburg en België

Slide 11 - Quizvraag

Welk EU land is dit?
A
Bulgarije
B
Roemenië
C
Griekenland
D
Hongarije

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet dit EU land?
A
Schotland
B
Ierland
C
Engeland
D
IJsland

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet dit EU land?
A
Noorwegen
B
Zweden
C
Letland
D
Finland

Slide 14 - Quizvraag

Tussen de EU-landen zijn eigenlijk geen grenzen meer
A
Eens
B
Oneens

Slide 15 - Quizvraag

Wat kun je in elk EU-land zonder problemen?
A
Studeren
B
wonen
C
werken
D
alle antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Is er tussen de EU landen concurrentie?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Ieder EU-land heeft ook de Euro.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

EUROZONE
Binnen de EU zijn een aantal landen die de Euro als munteenheid hebben ingevoerd. Deze landen vormen de Eurozone. Het is de bedoeling dat uiteindelijk alle EU-lidstaten de Euro invoeren. Alleen Denemarken heeft deze verplichting niet. Het wettig betaalmiddel is de Deense kroon

Slide 19 - Tekstslide


Producten uit EU-landen mogen zo verkocht worden in andere EU-landen. 
Dit heet:
A
Interne markt
B
Europese Commissie
C
EU
D
lidstaten

Slide 20 - Quizvraag

Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)
In Europa is er een Europese interne markt gevormd. Dit is de grootste interne markt in de hele wereld. 

 De interne markt wordt gevormd door de EU-landen en de landen IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.

 Deze laatste landen vormen de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA of EFTA).



Slide 21 - Tekstslide

HET DOEL:
 

 om de vrije handel in industriële goederen tussen deelnemende landen te bevorderen.
*
 De EVA is net als de EU een vrijhandelszonde.
*
 De EVA is echter geen douane-unie.
.*
Er is een samenwerkingsverband, dat ervoor zorgt dat de EVA-landen onderling geen invoerrechten betalen of beperkingen kennen. 
*
Met andere landen zijn er geen gemeenschappelijke afspraken. 

Slide 22 - Tekstslide

EER-akkoord
Noorwegen, IJsland en Liechtenstein 
hebben met elkaar afgesproken 
om een akkoord te sluiten met de EU.
*
 Dit is het EER-akkoord (Europese Economische Ruimte).
*
 Zwitserland doet daar niet aan mee. 
*
Door het EER-akkoord is de interne Europese markt verder vergroot.

Slide 23 - Tekstslide

Er is één eurocommissaris per EU-land
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Frans Timmermans 
Wopke Hoekstra 

Slide 25 - Tekstslide

Waar staat WTO voor?
A
World Traffic Organisation
B
Wasa Tosti Ontbijt
C
World Trade Organisation
D
World Transition Organisation

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

WTO (WHO)
A
Nationaal
B
Continentaal
C
Mondiaal
D
Lokaal

Slide 28 - Quizvraag

hoeveel lidstaten heeft de WTO
A
28
B
26
C
27
D
29

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het doel van de GATT/ WTO?
A
invoering quotas
B
politieke debatten tussen landen
C
vrijhandel
D
minder uitstoot van broeikassen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een wens van de WTO?
A
Subsidies geven aan binnenlandse bedrijven
B
Handelsblokken
C
Protectiemaatregelen
D
Liberalisering

Slide 31 - Quizvraag

WTO
 (World Trade Organisation)
wereldwijde bevordering

 van de samenwerking en vrije handel

 door het afsluiten van handelsakkoorden

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig bis 2.10.23
  • Theorie Internationale Kader bestuderen
  • Verwerkingsvragen beantwoorden


Slide 33 - Tekstslide