Leren: woordjes van 4.1 en 4.3, ww estar, tener en ww op -ar,-er en -ir
maken: módulo 2 pág 35, 3.5 ej. A y B
pág 46 5.2
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan de onregelmatige werkwoorden "tener" en "estar" vervoegen.
Met "tener" kan ik vertellen wat ik of iemand heeft en de leeftijd van iemand zeggen.
Met "estar" kan ik aangeven waar iets zich bevindt.
Slide 3 - Tekstslide
refrescar la memoria
estartener
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
Leerdoel: werkwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Mi amigo .......... (tener) un perro.
Slide 5 - Tekstslide
Yo .......... (estar) en la clase.
Slide 6 - Tekstslide
Jaime y yo .......... (tener) una hermana.
Slide 7 - Tekstslide
Yo .......... (tener) muchos euros.
Slide 8 - Tekstslide
Los libros .......... (estar) en la estantería.
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan in het Spaans een tekst lezen over huizen.
Ik oefen hiermee mijn leesvaardigheid in het Spaans en de woorden die te maken hebben met het thema: huis.
Slide 10 - Tekstslide
Vamos a trabajar
Module pág 46, 5.1. (LA pág 40)
Slide 11 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan in het Spaans e-mails begrijpen en schrijven waarin een huis beschreven wordt.
Ik weet de verschillen tussen een Nederlandse en een Spaanse e-mail.
Ik oefen hiermee mijn lees- en schrijfvaardigheid in het Spaans en de woorden die te maken hebben met het thema: huis. Ook leer ik welke verschillen er zijn met een e-mail in Nederland en Spanje.
Slide 12 - Tekstslide
Vamos a trabajar
Module pág 46, 5.2. (LA pág 41, ej.5 y 6)
5.2 Un correo electrónico.
• Schrijf nu zelf een e-mail aan een vriend/vriendin waarin je je huis beschrijft. Lever deze in.
Mi casa tiene…… (noem de ruimtes)
Mi dormitorio, mi salón tiene….(noem de meubels)
Mi (meubel) es (kleur).
Mi (ruimte) es (kleur).
Tengo (meubel of ruimte) (+kleur)
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoel
Ik kan de regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen
Waarom is dit belangrijk dat ik dat kan?
Om te weten wie of over wie er gesproken wordt, op welk tijdstip het gesproken wordt en of de actie al gebeurd is, nu gebeurt of gaat gebeuren.
Het persoonlijk voornaamwoord kun je in het Spaans weglaten voor een vervoegde vorm van een werkwoord.
Slide 14 - Tekstslide
verbos regulares
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
comer
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivir
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven
praten
eten
wonen/leven
Leerdoel: werkwoorden
Slide 15 - Tekstslide
De 3 stappen voor het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd:
HAKKEN
TELLEN
PLAKKEN
HABLAR
HABL
TÚ = DE 2E PERSOON
AS = DE TWEEDE UITGANG
HABLAS
HABLAS =
JIJ PRAAT
Slide 16 - Tekstslide
Stappen om te vervoegen
Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar-er of -ir