10-14 april 23_ P4 week 14_iv uitwerken en beeldspraak

T H 2 P
 

Welkom!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T H 2 P
 

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma deze week


  1. Lezen

  2. Beeldspraak
  3. Uitleg uitwerken interview

  4. Vrijdagochtend 14 april interview ingeleverd




Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel deze week
Je weet hoe je je interview moet gaan uitwerken en je kent verschillende vormen van beeldspraak.



 => TEA 4 spreekvaardigheid: interview in tweetallen over beroemde Nederlanders

Slide 4 - Tekstslide

Pitch een voorwerp!
  • één minuut
  • over een willekeurig voorwerp uit je tas
  • waarom is het belangrijk dat je dit bij je hebt? geef drie redenen
  • luisteraars maken aantekeningen

Slide 5 - Tekstslide

Aantekeningen => navertellen

  • houd de structuur aan van de pitch: gebruik signaalwoorden (ten eerste, ten tweede) en structurerende zinnen (eerst ga ik x vertellen en op het eind zal ik y doen)
  • wat is het doel: informeren? overtuigen?

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg beeldspraak

Slide 7 - Tekstslide

lesopzet en lesdoelen:
* je weet wat beeldspraak is, en wat het nut is
* je weet wat een vergelijking is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een metafoor is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een personificatie is, je kunt voorbeelden herkennen/ noemen
* je weet wat metonymie is
* je leert vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 8 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis. 
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier, duidelijker en krachtiger.

Slide 9 - Tekstslide

Vergelijking
Bij een vergelijking is er een object (dat wat "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) en een beeld. Die twee worden met elkaar vergeleken.

Object: vent. Beeld: beer

  • Dat is echt een beer (die zie je niet echt) van een vent (die zie je wel echt).

Slide 10 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit ALS...
Je kamer LIJKT WEL...
...een zwijnenstal.

Slide 11 - Tekstslide

Metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) ontbreekt in een zin. 
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn metaforen.

  • Het schip der woestijn (kameel)
  • Wat een zwijnenstal! (wat een rotzooi!)
  • Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
  • Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 12 - Tekstslide

Personificatie
  • Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet voorwerp of iets abstracts.
  • De wind huilt om het huis

Slide 13 - Tekstslide

Metoniem
Een kenmerk of detail wordt genoemd:

  • Oranje verloor met 3-0; (je bedoelt het Nederlandse voetbalteam)
  • Ik lust nog wel een bordje (je bedoelt de inhoud)
  • Hij heeft een echte Picasso aan de muur hangen (je bedoelt een schilderij, maar noemt de maker)
  • Hij heeft alweer een ongeluk gekregen: hij is een echte brekebeen (je noemt een kenmerk)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Welke vragen heb je nog?

Slide 16 - Tekstslide

T H 2 P
 

Welkom!

Slide 17 - Tekstslide

Je interview gehouden
En nu?

Slide 18 - Tekstslide

Een interview uitwerken (1)
  • Schrijf in vet of cursief de vragen zo kort mogelijk op.
  • Noteer onder elke vraag het antwoord dat de geïnterviewde geeft.

  • Wie waren in uw jeugd echte beroemdheden?  
"In mijn tijd had je Duran Duran, Madonna en Prince die echt super populair waren. Ik ben zelfs 'ns een keer naar een concert gegaan van Prince! Dat was geweldig."


Slide 19 - Tekstslide

Een interview uitwerken (2)

  • Vat lange antwoorden samen en laat overbodige informatie weg.
  • "Ik denk eh... ja, nou, dat was iets van van twintig of vijfentwintig jaar geleden of zo. Dat denk ik dan, zoiets." ==>
  • "Ik denk dat dat zo'n twintig of vijfentwintig jaar geleden was."
  • Vervang typische spreektaal door standaardwoorden 
  • "Nou, eh,..." wordt "nu".

Slide 20 - Tekstslide

Een interview uitwerken (3)

  • Leid het interview in: je vertelt wie je hebt geïnterviewd, en waarover. 
  • Begin de inleiding met een zin om de lezer nieuwsgierig te maken.
  • Gebruik als titel het liefst (een deel van) een citaat.
  • Dertig jaar geleden al bezig met duurzaamheid: Nadia Willems over haar jeugd in Utrecht: "Toen al ging ik voor kleding naar tweedehandswinkels."  


Slide 21 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog? 

  • Schrijf het interview uit volgens voorschriften
  • Gebruik zo mogelijk beeldspraak ("Dat was echt een gouden tijd!")
  • Zet na 300 woorden het woord "TOT HIER"
  • Tekst inleveren vr. 21 april uiterlijk 09.00 uur
  • Let op werkwoordspelling, hoofdletters en leestekens!

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig werken
1. Opdrachten Nieuw Ned. over beeldspraak
2. Interview uitwerken 

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je geleerd in 
deze les?

Slide 24 - Tekstslide