Alle theorie spelling H2

Inhoud:
- Leerdoelen 

- H1 - Leestekens
- H2 - Leenwoorden
- H3 - Koppelteken en weglatingsstreepje


Theorie van spelling H1, 2 en 3
- H1 ww - gebiedende wijs
- H2 ww - Engelse werkwoorden
- H3 ww - moeilijke werkwoordsvormen


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Inhoud:
- Leerdoelen 

- H1 - Leestekens
- H2 - Leenwoorden
- H3 - Koppelteken en weglatingsstreepje


Theorie van spelling H1, 2 en 3
- H1 ww - gebiedende wijs
- H2 ww - Engelse werkwoorden
- H3 ww - moeilijke werkwoordsvormen


Slide 1 - Tekstslide

- Je kunt leestekens goed gebruiken in een zin;
- Je schrijft Engelse woorden in het NL goed;
- Je schrijft Franse woorden in het NL goed;
- Je gebruikt het weglatingsstreepje en het koppelteken op de juiste manier;

- Je gebruikt de gebiedende wijs goed en herkent hem;
- Je kunt Engelse werkwoorden vervoegen;
- Je kunt de stam vinden van de Engelse werkwoorden.
- Ook bij lastige werkwoorden kies je de juiste schrijfwijze en weet je dus of je een -t, -d, dt ,-dd- of -tt- moet kiezen. 


Leerdoelen:

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens gebruik je om teksten leesbaar te maken. Zonder leestekens gaat de boodschap verloren.

Fout:  "wacht niet rennen!",  riep de coach.

Goed: "wacht, niet rennen!", riep de coach.
Goed: "wacht niet, rennen!", riep de coach.
-> Wel allebei een andere betekenis. 
H1 - .  , :  ;  (leestekens)

Slide 3 - Tekstslide

Punt gebruik je aan het einde van een zelfstandige zin. 

Ik heb goed gespeeld. We hebben gewonnen. 

Slide 4 - Tekstslide

- Als je ergens de nadruk op wilt leggen;
Als je twee zinnen samenvoegt tot één, langere zin. 

Ik heb goed gespeeld, dus we hebben gewonnen. 
Nadat we wonnen, renden we een rondje. 
We wonnen de wedstrijd, die wel twee uur duurde. 

Slide 5 - Tekstslide

Een puntkomma gebruik je als je wilt laten zien dat twee zinnen bij elkaar horen. En dus ook in een langere opsomming

Stef wil chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.

- vervangen voor:  - . - 
Stef wil chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ziekenhuis
;

Slide 6 - Tekstslide

De dubbele punt gebruik je als je iets wilt verklaren. De ene zin geeft een verklaring voor de andere.

Stef wil later chirurg worden: hij ziet het salaris wel zitten.

- vervangen voor: -  , want - 
Stef wil later chirurg worden, want hij ziet het salaris wel zitten.

Slide 7 - Tekstslide

In opsommingen kun je beide gebruiken, maar wel op een andere plek!

Vandaag heb ik een drukke dag: eerst ga ik naar de kapper; dan moet ik met oma naar het ziekenhuis; ik moet nog boodschappen voor kerst doen en ik wil nog sporten. 

Opsommingen

Slide 8 - Tekstslide

"Mooi woord, ik neem het precies over!"

Dat is precies wat het Nederlands met veel woorden heeft gedaan. 

- keeper, legging, bureau, clown, restaurant, deleten.
Deze woorden horen gewoon bij het Nederlands, maar ze komen uit een andere taal.
H2 - Leenwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Engels:
 - samenstellingen schrijf je (net als in het Nederlands) zoveel mogelijk aan elkaar.  - latenightshow, voicemail
- is het rechterdeel een voorzetsel - dan een streepje ertussen - time-out,  make-up, 
- De combinatie is een woordgroep (altijd bij elkaar), dan mag het los. - second opinion, low budget
Leenwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Frans:
Accenten om uitspraak
è = accent grave - crèche (e)
é = accent aigu (aju) - decolleté (eee)
ê = accent circonflexe - soort van trema in NL

Zorg dat je hierbij de voorbeelden uit het boek en de opdrachten kent. 
Leenwoorden

Slide 11 - Tekstslide

De woorden die bij opdracht 1 t/m 3 genoemd worden, moet je goed kunnen schrijven!!!
Leenwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Spelling H3
Koppelteken en weglatingsstreepje

Slide 13 - Tekstslide

Dit gebruik je in samenstellingen (twee of meer woorden die samen een nieuw woord vormen). 

Dat doe je op de volgende momenten: 




Koppelteken

Slide 14 - Tekstslide

Dat doe je op de volgende momenten: 

in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden:

– kant-en-klaarpakket, doe-het-zelver;




Koppelteken
Dit zijn woorden die bij elkaar horen. Als je ze los zou schrijven krijg je twee losse dingen en dat wil je niet

Slide 15 - Tekstslide

Dat doe je op de volgende momenten: 

• in samenstellingen tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenaamde ‘botsende klinkers’, zoals: aa, ai, au, ii, oe, oo, ou, ui:
– radio-uitzending, na-apen, havo-opleiding 
(maar: cameraopstelling, miniuitvoering);



Koppelteken

Slide 16 - Tekstslide

Dat doe je op de volgende momenten:
bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint:
– S-bocht, A4-formaat, @-teken, Sint-Maarten 

(maar als je een afkorting zonder hoofdletters als woord uitspreekt, komt er geen koppelteken: havodiploma, viproom, pinautomaat);




Koppelteken

Slide 17 - Tekstslide

Dat doe je op de volgende momenten:

bij aardrijkskundige namen of woorden die daarvan afgeleid zijn:
– Zuid-Spanje, Noord-Afrikaan;





Koppelteken

Slide 18 - Tekstslide

Dat doe je op de volgende momenten:

in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-:

– leerling-verpleegster, ex-roker, oud-voorzitter;






Koppelteken

Slide 19 - Tekstslide

- geen onderwerp in de zin;
- ik-vorm tegenwoordige tijd - ALTIJD! (dus zonder -t).

Pak allemaal je spullen voor je!

PVTT: Hij loopt naar de maan. 
GW: Loop naar de maan!
H1 - Gebiedende wijs

Slide 20 - Tekstslide

Eigenlijk niets anders dan Nederlandse ww...

Maar, let goed op wat de stam is!

3 soorten ww:
1.  stam eindigt op klinker: rugbyen (stam= rugby)
2. stam eindigt op -e: breakdancen (stam  = breakdance)
3. a. dubbele medeklinker: skimmen (stam = skim) NL-uitspraak
    b. dubbele mederklinker: appen (stam = app) EN - uitspraak
H2 - Engelse werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

1. Wat is de infinitief van het werkwoord?
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Op welke plaats in de zin staat het woord?(pvtt, pvvt, vd, bn, od, gw)
4. Wie is/zijn het onderwerp?

belanden -  Jammer genoeg [_belandt/ belandde_] de vlieger net in de sloot
worden -     [_wordt_] je broer straks opgehaald?
worden -     [_word_] je/jij straks opgehaald?

Een -dd-/-tt- kan alleen in VT voorkomen als er al een -d- of een -t- in het woord staat!
H3 - Let goed op:
wanneer wel -dt en wanneer niet.

Slide 22 - Tekstslide