Herhaling Spelling H1 t/m 3

Stil lezen
timer
3:00
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stil lezen
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Leesboek controle
Herhalen alle theorie 
Schema uitdelen
Oefenen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk om goed
te kunnen spellen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

H1 t/m 3 Spelling

* Leestekens
* Leenwoorden
* Koppelteken & weglatingsstreepje

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welke drie leestekens
kan een zin eindigen?
timer
0:30

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan welke beweringen bij welk leesteken horen.
Puntkomma
Dubbele punt
Als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen. 
Als twee zinnen samenhangen en de tweede zin een toelichting geeft.
Kan vervangen worden door 'komma + want'

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke twee landen komen de meeste leenwoorden in onze taal?
A
Engels & Duits
B
Duits & Frans
C
Frans & Engels

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Met koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • Als losse delen: bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • Behalve als het nodig is voor de uitspraak: paté, volière, coûte que coûte
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten

Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nog eens:
landbouw en tuinbouw

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H1 t/m 3 ww-Spelling

* Gebiedende wijs
* Vervoeging Engelse werkwoorden
* Lastige vormen: -d of -dt

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het werkwoord naar de juiste werkwoordsvorm. Er is maar één antwoord goed.
PVTT
PVVT
VD
OD
BN
biedt
gemonopolyd
heringerichte
onderhandeld
hees
verplichte
schud
dichtend
opgeschreven
speelde
tackelend
gebeurt

Slide 20 - Sleepvraag

Bij deze vraag -1 punt eraf per fout. 
Gebiedende wijs

In zinnen met een gebiedende wijs geef je een bevel. In deze zinnen zit geen onderwerp. Je weet niet precies wie het zegt of doet. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm van het werkwoord.

Voorbeeld:

Ruim je kamer op!

Geef dat boek terug!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de meeste werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maar..... let op de uitspraak -n

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
hij delet
B
hij delete
C
hij deletet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
hij timde
B
hij timdde
C
hij timete
D
hij timede

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lastige vormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. De regel is als volgt:

Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de ik-vorm

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je ik-vorm + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'lopen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus: let op!
Gebruik -d: 
-> als onderwerp 'ik' is: ik laad mijn laptop op.
-> als jij/ je achter de persoonsvorm staat: 
Laad jij mijn laptop op?

Gebruik -dt: in alle andere, enkelvoudige gevallen 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we morgen doen?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat willen jullie morgen in de les nog extra oefenen of weten?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies