3 soorten zijn:
ser = nationaliteit, datum, dag, beroep, naam, definitie/omschrijving, karakter, uiterlijk
estar = zich bevinden, liggen, in welke klas je zit (estoy en segundo año). tijdelijke emotie (verliefd = enamorado/a, moe = cansado/a, boos = enfadado/a, zenuwachtig = nervioso/a, ziek = enfermo/a)
hay = er is, er zijn, als je wilt zeggen wat/wie er is/zijn
vaak met onbepaald lidwoord, getallen of met veel = mucho/a/os/as