Toetsweek

Toetsweek
TW 2 Toetsstof:
Cursus 4: §1, 3, 4, 8
Cursus 7: §1, 2, 3, 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toetsweek
TW 2 Toetsstof:
Cursus 4: §1, 3, 4, 8
Cursus 7: §1, 2, 3, 4

Slide 1 - Tekstslide

Cursus 4 Taal
  • Paragraaf 1 Moedertaal
  • Paragraaf 3 Taalverandering
  • Paragraaf 4 Bouwstenen van taal
  • Paragraaf 8 Dyslexie

Vandaag leer je wat moedertaal is en kun je enkele kenmerken benoemen van taal en taalontwikkeling.

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 Moedertaal
Moedertaal is de eerste taal die je leert!

Slide 3 - Tekstslide

Mijn moedertaal is
Nederlands en nog een andere taal
Alleen Nederlands
Een andere taal en later leerde ik Nederlands

Slide 4 - Poll

Opdracht 2
Lees tekst 1 en beantwoord de vragen!
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3
We bekijken een filmpje over moedertaal. Vergelijk de informatie uit het filmpje met die uit tekst 1.

Slide 6 - Tekstslide

We bekijken het eerste deel van het filmpje nog eens.

Slide 7 - Tekstslide

De inhoud van het filmpje komt deels overeen met de informatie uit de tekst in alinea
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
D
Alinea 4

Slide 8 - Quizvraag

Begrippen
Ritme = opeenvolging van korte en lange spraakklanken met en zonder klemtoon. 
Intonatie= afwisseling in toonhoogte als je spreekt.
Klemtoon = nadruk die je op woorden en lettergrepen legt.

Slide 9 - Tekstslide

Het filmpje geeft net als de tekst antwoord op de vraag in zin 1 van alinea 3.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De vraag in zin 1 van alinea 3 is hoe we weten dat de taalontwikkeling al in de baarmoeder, dus voor de geboorte, begint; alinea 3 geeft daar kort antwoord op. In het filmpje komt deze vraag niet aan de orde en er wordt dus ook niet gesproken over het onderzoek dat dit heeft uitgewezen.

Slide 11 - Tekstslide

Het filmpje maakt duidelijk wat ritme in taal precies is, de tekst doet dat niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

In de tekst wordt niet uitgelegd wat ritme in taal nu precies is. In het filmpje wordt dit fraai duidelijk gemaakt door de combinatie van geluid en beeld.

Slide 13 - Tekstslide

De conclusie in de tekst komt overeen met de laatste zin uit dit deel van het filmpje.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De tekst concludeert dat een kind vooral in het eerste stadium van de taalverwerving de taal leert van de moeder en dat daarom het begrip ‘moedertaal’ een juist begrip is. In het filmpje komt de vraag of ‘moedertaal’ een correct begrip is niet voor; de laatste zin van het eerste deel zegt, dat kinderen een voorkeur ontwikkelen voor het ritme van de moedertaal.

Slide 15 - Tekstslide

Zou de cartoon bij de tekst ook goed bij het filmpje passen? Waarom (niet)?
Ja omdat.....
Nee omdat.....

Slide 16 - Poll

We kijken het tweede gedeelte van het filmpje nogeens.

Slide 17 - Tekstslide

Waardoor heeft iemand met Chinees als moedertaal problemen met het verschillen tussen 'lijst' en 'rijst'?

Slide 18 - Open vraag

Hoe passen mensen hun taalgebruik
aan als ze tegen baby's praten?

Slide 19 - Woordweb

Belangrijk om te weten
Naast moedertaal bestaan de begrippen tweede taal en vreemde taal.
‘Een tweede taal’ is niet je moedertaal, maar de taal die je leert in het land waar die taal gesproken wordt (dus de omgangstaal is). Bijvoorbeeld: als iemand uit Afghanistan in Nederland komt en hier Nederlands leert, leert die persoon het Nederlands als tweede taal.

‘Een vreemde taal’ is de taal die je vaak op school leert, maar die buiten de school niet de omgangstaal is. Zo leer jij op de middelbare school de vreemde talen Engels, Frans, Duits en misschien ook Latijn en Grieks. De laatste twee talen worden meestal klassieke talen of oude talen genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Voor koningin Maxima is het Nederlands een ........taal.
A
vreemde
B
tweede

Slide 21 - Quizvraag

Voor leerlingen uit de brugklas is het Frans een ....... taal.
A
vreemde
B
tweede

Slide 22 - Quizvraag

Paragraaf 3 Taalverandering
Je leert over taalverandering. 
Je weet hoe taal verandert door neologismen en leenwoorden.

Slide 23 - Tekstslide

Welk woord werd tot Kinderwoord van 2024 jaar verkozen?
A
bro
B
bruh
C
rizzler
D
ohio

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht 2
Werk in tweetallen. Lees tekst 1 en beantwoord de vragen 2 t/m 5.

timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide