les 5 thema 4 km2c (ma) vervallen door LD

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik doelen vorige week.   
Uitleg leerdoelen deze week.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 


Slide 2 - Tekstslide

Vorige week
Huiswerk af? (Controle).
B2 vraag  en B7 vraag   waren veel "fout" gemaakt.

Heb je een andere vraag fout gemaakt en heb je daar hulp/uitleg bij nodig? Vraag me dan straks nog even om uitleg.


Slide 3 - Tekstslide

De leerdoelen voor deze week: 
-Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaan.
-Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Voor mavo ook:
-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven


Slide 4 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Genvariant = allel.
Allelenpaar = 2 allelen op 2 chromosomen met info voor 1 gen (bv oogkleur)

Slide 5 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Een gen: dit stukje gaat over oogkleur

Een allel zegt dus welke variant je hebt.


allel: bruin/blauw (groen etc)

allelenpaar: de allelen die allebei over bv. oogkleur gaan

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Bij de celdeling kan DNA beschadigd raken. 

De informatie over de erfelijke eigenschappen is dan veranderd.


Dit heet een mutatie, er is of er zijn dan 1 of meerdere genen gemuteerd.

Als deze mutatie te zien is in het fenotype dan noem je het organisme een mutant.

Slide 8 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Als een mutatie voorkomt in 1 lichaamscel heeft dat weinig invloed.


Komt een mutatie voor in een geslachtscel heeft dit veel invloed.

Waarom??

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat kan mutatie veroorzaken?
  • mutagene stoffen: asbest, sigaretten rook.

  • mutagene straling:               uv-straling, röntgen straling, radioactieve straling


Slide 11 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Sommige mutaties zijn onschadelijk, sommige zijn schadelijk en sommige geven juist een voordeel.

Als de mutatie onschadelijk is of een voordeel geeft word deze vaak doorgegeven aan de nakomelingen. Daardoor krijg je meer variatie in genotypen.

Is de mutatie schadelijk dan zal het zich vaak niet kunnen voortplanten en sterft uit.

Slide 12 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Hoe ontstaat kanker?

Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen.

Hierdoor kunnen cellen zich ongeremd gaan delen, dit zorgt voor een gezwel(tumor).

Als de tumor snel groeit spreek je van kanker.

Mutagene stoffen en straling kunnen kankerverwekkend zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Kanker
gezwel: cellen die zich snel en ongeremd gaan delen.
goedaardig: verstoord de bouw van andere weefsels niet.
kwaardaardig: verstoord de bouw van andere weefsels wel.
uitzaaiing (metastase): kwaad-aardige cellen verplaatsen zich via bloed of lymfe.

Slide 14 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.
Info over kanker

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Kader mag aan het werk
Maar je mag ook meedoen met de mavo uitleg (altijd handig).

Als je aan het werk gaat: maak alles van b1 t/m b3 af en ga daarna oefenen met biologiepagina.nl of bekijk de andere linkjes in de lessonup's

Slide 17 - Tekstslide

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Klassieke biotechnologie, gebruiken we al eeuwen, denk aan maken van kaas, zuurkool, bier etc. maar ook het fokken/kweken van nieuwe rassen door veredeling en selectie. Hierbij veranderen we het genetisch materiaal niet in een laboratorium. Dus hier gebruiken we geen DNA-technieken.


Bij de moderne biotechnologie passen we het DNA rechtstreeks (in het laboratorium) aan. Dan spreken we over genetische modificatie. Of door een stukje DNA van ander organisme over te brengen (te plakken) in een ander organisme. Hier spreken we van recombinant-DNA-techniek.

We bekijken van de recombinant-DNA-techniek: genetische modificatie, crispr-cas en gentherapie, en als toepassingen de DNA-tests.



Slide 18 - Tekstslide

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Genetische modificatie
Gewenste erfelijke eigenschappen aanbrengen bij een organisme.

Een genetisch gemodificeerd organisme heet een transgeen.

Slide 19 - Tekstslide

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Recombinant DNA techniek:  technieken waarbij DNA van een ander organisme aangepast wordt (insuline voor diabetespatiënt, gen mens ingebracht bij bacterie).

Slide 20 - Tekstslide

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Crispr-cas (wijzigingen aanbrengen in bestaande genen van organisme)
  • Enzym cas vindt stukje DNA dat gewijzigd moet worden
  • Cas knipt het DNA door
  • Nieuw stuk DNA wordt ingebouwd
  • Dit heet gene editing
  • Bij gentherapie wordt dit gebruikt om kapotte genen te repareren

Slide 21 - Tekstslide

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Gentherapie:
Voor gentherapie worden cellen genetisch aangepast om een ziekte met een genetische oorzaak te genezen.




Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Ben jij voor of tegen het gebruik van DNA modificatie. Leg uit waarom!

Slide 24 - Open vraag

-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
DNA-test:
-misdaad bestrijding: van wie is het bloed, de haar, de huidschilfers op de plaats delict.
-misdaad bestrijding: is dit vlees wel echt koeienvlees of is het paardenvlees?
-verwantschap: wie is mijn biologische vader?
-erfelijke ziekte opsporen: embryonaal onderzoek, maar ook op latere leeftijd mogelijk.
-verwantschap tussen soorten, hoe heeft het leven zich ontwikkeld (evolutie)





Slide 25 - Tekstslide

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaan.
-Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Voor mavo ook:
-Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven


Kun je bereiken door:
-De tekst van B3 (5.2) en mavo ook die van B8 (5.8) te lezen en te bestuderen. 
-Te maken Basisstof 3 (5.3) en mavo ook Basisstof 8 (5.8).
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.
-Je kennis te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Eind van de les nog 9 vragen in lessonup.

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting.
Ver genoeg gekomen met de opdrachten? 
Zo niet; noteer dan in je agenda wat je thuis nog moet doen.  

Wat heb je geleerd deze les, kun je de volgende vragen allemaal goed beantwoorden?
Zo niet: gebruik dan de volgende links om extra te oefenen.

Slide 27 - Tekstslide

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen mutatie?
A
albinisme
B
obesitas
C
dwerggroei
D
pigmentvlekken

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet een kankergezwel ook wel
A
tumor
B
mutatie
C
uitzaaiing
D
mutant

Slide 31 - Quizvraag

iedere mutatie leidt tot kanker
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Welk bewering over kanker en mutaties is juist?

A
Kanker veroorzaakt mutaties zodat de regeling van de celdeling niet goed verloopt
B
Er is geen verband tussen mutaties en kanker want kanker wordt veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen.
C
Door kanker neemt het aantal mutaties toe zodat er een grotere kans is op een tumor.
D
Door mutaties kan kanker ontstaan

Slide 33 - Quizvraag

Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen

Slide 34 - Sleepvraag

Bij een mutatie in welk type cellen zijn de gevolgen het grootst?
A
Bij een mutatie in bloedcellen.
B
Bij een mutatie in geslachtscellen.
C
Bij een mutatie in huidcellen.

Slide 35 - Quizvraag

Bij een moordzaak is een haar gevonden. Er zijn twee verdachten die allebei blond krullend haar hebben. Heeft het zin om een DNA test te doen?
A
Ja, want in haarcellen zitten ook genen over andere kenmerken van een persoon
B
Nee, want de haar die gevonden is, is dood
C
Nee, want in haarcellen zie je alleen genen met informatie over haar
D
Nee, want haar bevat geen DNA

Slide 36 - Quizvraag

Biotechnologie is al eeuwen oud
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Dit is het einde van deze les.

In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?

Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.

Laat je plek netjes achter, schuif je stoel aan en vergeet je mobiel niet en zet je mondkapje op.
  


Slide 38 - Tekstslide