4.3 De industriële samenleving

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

4.3 De industriële samenleving

Voorkennis testen

In welke eeuw speelt dit onderwerp zich vooral af?

1. 17e
2. 18e
3. 19e
4. 20e

Waarom trokken mensen aan het begin van de Industriële Revolutie naar de steden?

1. hun familie woonde daar al
2. Voor opleidingen en kansen
3. Daar waren de huizen goedkoper
4. Werkeloos geworden door stoommachine

Hoe noemen we boeren die eerst thuis bijverdienden met het weven van stoffen?

1. thuiswevers
2. vrije boeren
3. arbeiders
4. eerste fabrikanten

Wat was géén nadeel van werken in de fabriek?

1. de lange werkdagen van soms 14 uur
2. het vele lawaai van de machines
3. de ongelukken met de machines
4. ziektes verspreiden zich snel

Wat is urbanisatie?

1. dat mensen naar steden trekken
2. mensen verhuizen terug naar het platteland
3. de vernieuwing van steden
4. dat er betere infrastructuur naar steden komt

Wat is waar over infrastructuur in de 19e eeuw?

1. Mensen en goederen konden sneller vervoerd worden
2. Trams, bussen en stoomtreinen werden tegelijkertijd uitgevonden
3. Eerst werden vooral goederen en grondstoffen vervoerd
4. In heel Europa ontstonden tegelijkertijd veel spoorwegen

Onder welke groep in de fabriekssteden was de sterfte het hoogst?

1. baby's en jonge kinderen
2. bejaarden
3. mannelijke arbeiders
4. vrouwelijke arbeiders

Er ontstond een nieuw een soort samenleving. Hoe heten de lagen daarin?

1. standen
2. groepen
3. klassen
4. sociëteiten

Over welke klassen gaat het vooral in 4.3?

1. boeren en arbeiders
2. arbeiders, adel en fabrieksbazen
3. arbeiders en fabrieksbazen
4. boeren, arbeiders en fabrieksbazen

Waarom was het bijna onmogelijk om op te klimmen in de klassen?

1. door te weinig geld
2. door het fabriekswerk
3. door de klassen zelf
4. door gebrek aan scholing

Luisteropdracht

Straks moet iemand na kunnen vertellen 

hoe oneerlijk de industriële samenleving was 

Nieuwe klassensamenleving

fabrikanten

(hoge)

middenklasse

(lage)

arbeiders 

(proletariaat)

Waar woonden de rijke fabrikanten en hun families?

1. in huizen vlakbij de fabriek
2. in villa's op het platteland
3. in rijke buitenwijken van de fabriekssteden

Kijk goed

Waar gaat deze afbeelding over?

slechte werkomstandigheden

- eentonig, ongeschoold werk

- vieze lucht, lawaai

- lange werkdagen, laag loon

- ongelukken machines

- kinderarbeid

- geen bescherming overheid

- staken > ontslagen

slechte leefomstandigheden

- door urbanisatie en gebrek openbaar vervoer

- rook fabriek, vervuild water

- huizen dicht op elkaar

- geen riolering, afval op straat

> besmettelijke ziektes

> hoge zuigelingensterfte

Arbeidersklasse

Bedenk één of meerdere oplossingen voor de problemen van de arbeiders.

Opklimmen sociale ladder?

- klassensamenleving: onderscheid door bezit ipv afkomst

- in theorie: opklimmen naar andere stand 

- in praktijk: door gebrek aan scholing onmogelijk

- kinderen werkten in fabrieken > inkomen aanvullen

- Leerplichtwet > einde kinderarbeid

Luisteropdracht

Iemand moet nu kunnen navertellen

hoe oneerlijk de industriële samenleving was 

Bestaat ongelijkheid in de
samenleving nog steeds?