Periode 9: Schrijven - Instructie + Formulier

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

Periode 9: Examen Schrijven (2)

Planning periode 9

Voorbereiden op het schrijfexamen

• 30-08: Schr. 1: Memo +Advertentie, affiche, flyer
• 06-09: Schr. 1: Instructie + Formulier
• 13-09: Schr. 2: Schrijven in fasen + bronnen gebruiken
• 20-09: Schr. 2 Informatief artikel + betoog
• 27-09: Schr. 3: Informeel en formeel taalgebruik
• 04-10 Schr. 3: Zakelijke e-mail + Zakelijke brief
• 11-10: Herhalen + werken aan opdracht
• 25-10: Oefenen voor examen + inleveren opdracht

• Belangrijkste onderdelen van het examen behandelen

Lesdoel

- Je weet wat een instructie is waar deze aan moet voldoen

- Je weet wat een formulier is en hoe je deze moet invullen.

Wat is een memo?

Waar moet een memo aan voldoen?

5 w + h-vraag

* Wat

* Wanneer

* Waar 

* Wie

* Waarom

Instructie

Wat is een instructie?

Waar moet deze aan voldoen?

Formulier

Wat is een formulier?

Waar moet deze aan voldoen?

Aan de slag

Licentie Nu Nederlands: 

Onderdeel schrijven 1

Maken: 1.3 + 1.4

Klaar? Dan verder met 1.5, 1.6

Quiz

imperfectie

1. verleden tijd
2. onvolmaaktheid
3. onwetendheid

dweepziek

1. graag schoonmaken
2. heimwee hebben
3. met overdreven bewondering

gunnen

1. uitvegen
2. verlenen
3. bewapenen

ordinair

1. platvloers
2. chantabel
3. directief

ongedurig

1. zonder einddatum
2. ongeduldig
3. onverdraagzaam

ruimschoots

1. heel erg
2. schot over lange afstand
3. veel schotten bevattend

weergaloos

1. zonder terugkeer
2. onbenaderbaar
3. prachtig

noodklok

1. toiletartikel
2. reserve-horloge
3. alarmbel

walhalla

1. zeemansgroet
2. het hoogst bereikbare
3. oosters broodje

noodklok

1. toiletartikel
2. reserve-horloge
3. alarmbel

ontfermen

1. niet erg stevig zijn
2. onder de hoede nemen
3. niet van wijken weten