Sprookje les 2: kenmerken van sprookjes

Sprookje les 2
Creatief schrijven Spelling

Nederlands VWO 1 - Periode 1 2022/2023
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sprookje les 2
Creatief schrijven Spelling

Nederlands VWO 1 - Periode 1 2022/2023

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ...
...  heeft je docent verteld wat je allemaal gaat leren in de lessenserie Creatief schrijven & Spelling (Sprookje).
... heb je jouw voorkennis over sprookjes opgehaald.

Slide 2 - Tekstslide

Warming-up

Gruwelijke rijmen van Roald Dahl
Sprookjes met een knipoog 😉 
Op rijm gezet door Roald Dahl

Wie is Roald Dahl?
Welke boeken ken je van hem?


Slide 3 - Tekstslide

Roald Dahl
Wereldberoemde Britse schrijver

Doelgroep: kinderen en volwassenen

Veel boeken verfilmd en bekroond

Schrijfstijl: grappig, vreemd, onvoorspelbaar, griezelig

Slide 4 - Tekstslide

Over de gruwelijk rijmen

Je denkt misschien: 'Dit ken ik al'.
Maar dat is heus niet het geval. 

De echte verhalen zijn 
heel wat bloediger en woester.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Aan het einde van deze les weet je ...
... wat de kenmerken van een sprookje zijn. 

Wat betekent dat?
  • Je leert waaraan je een sprookje herkent.
  • Je leert wat een tekst tot een sprookje maakt en niet tot een   gedicht of een andere tekstsoort.


Slide 7 - Tekstslide

Aan het einde van deze les weet je ...
... wat de kenmerken van een sprookje zijn m.b.t.: 
  • de hoofdpersoon 
  • de ruimte/de plaats
  • de sfeer
  • de opbouw 
... wat de moraal van een sprookje is.


Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!

Pak je schrift.

Noteer in je schrift: Kenmerken van sprookjes

Geef antwoord op de vragen (die zo meteen in beeld komen).

Slide 9 - Tekstslide

Vragen
1. Wat weet je over de hoofdpersonen in een sprookje? Hulpvragen:
  • Wat typeert de hoofdpersonen in een sprookje? Waar herken je ze aan?
  • Wat voor soort types zijn het?
  • Wat maken ze mee?

2. Wat weet je over de plaatsen en ruimtes waar(in) sprookjes zich afspelen? Hulpvragen:
  • Op wat voor soort plaatsen en in welke ruimtes spelen sprookjes zich af?
  • Hoe worden deze plaatsen/ruimtes beschreven? Hoe zien ze eruit? Hoe voelen ze aan?     Welke sfeer hangt er?

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdpersonen in sprookjes
De hoofdpersoon krijgt vaak een probleem dat opgelost moet worden. 

Hij/zij gaat op avontuur en komt allerlei (magische) figuren/wezens tegen die hem tegenwerken en/of helpen.

Uiteindelijk lukt het de hoofdpersoon 
om het probleem op te lossen.


Slide 11 - Tekstslide

Hoofdpersonen in sprookjes
De naam van de hoofdpersoon is vaak gebaseerd op een eigenschap (karakter of uiterlijk kenmerk) van het personage.
Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje, Slimme Hans, IJzeren Hendrik

Op de volgende slide staan verschillende soorten hoofdpersonen die vaak voorkomen in sprookjes.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdpersonen in sprookjes
  • koningen, prinsen, prinsessen 
  • elfen, kabouters, draken, geesten
  • heksen, feeën, tovenaars, pratende dieren
  • slimme kinderen die problemen oplossen 
  • stiefmoeders en peettantes
  • 'normale' mensen die abnormale
dingen meemaken

Slide 13 - Tekstslide

Ruimte/plaats in sprookjes

De personages wonen vaak in een land hier ver vandaan.

De omgeving en de woning worden vaak uitgebreid beschreven, zodat je de sprookjesachtige sfeer goed kunt 'proeven'.

Vaak komen de personages in onbekende gebieden terecht en beleven ze daar allerlei avonturen.

Slide 14 - Tekstslide

De opbouw van een sprookje
Een sprookje bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De stabiele beginsituatie
  • Het verstorende element
  • Het probleem
  • Verschillende handelingen/acties 
  • De oplossing
  • De eindsituatie


Slide 15 - Tekstslide

De stabiele beginsituatie 

Het verhaal begint met de bekende zin: Er was eens ... 
Je leert de hoofdpersoon en de situatie kennen.

Wie? typerende personages 
Wat? een stabiele beginsituatie (alles gaat goed, het is fijn, gezellig, vredig)
Waar? in een land hier ergens ver vandaan
Wanneer? meestal onduidelijk: lang, lang geleden 

Slide 16 - Tekstslide

Het verstorende element, het probleem en de handelingen

Verstorende element 
Plotseling gebeurt er iets wat de stabiele beginsituatie verstoort.

Gevolg: de stabiele beginsituatie verandert; de actie komt op gang.  Er ontstaat een probleem. Er vinden verschillende handelingen plaats uitgevoerd door verschillende personen.

 

Slide 17 - Tekstslide

De oplossing en de eindsituatie
De oplossing
De hoofdpersoon probeert het probleem op te lossen. Uiteindelijk lukt dit dankzij moed, wijsheid, eerlijkheid, goedheid of geluk en magie!

De eindsituatie
Alles is weer goed. Er is een nieuwe stabiele toestand.
Het verhaal is afgelopen en eindigt met de bekende zin: En ze leefden nog lang en gelukkig.

Slide 18 - Tekstslide

Moraal van het sprookje
Moraal = een wijze les
In sommige sprookjes is het heel duidelijk wat de moraal van het verhaal is.

In andere sprookjes is de moraal minder duidelijk aanwezig en moet je goed nadenken wat de moraal zou kunnen zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Kies samen met je buur een sprookje. 
  • Beantwoord samen met je buur de vragen.  
  • De vragen gaan over het gekozen sprookje en de leerstof uit deze les. 

                Pak af en toe de slides met uitleg erbij (slide 11 t/m 19). 


Log in bij LU. Ga naar: Sprookje les 2: Kenmerken van sprookjes 
Maak: slide 21 t/m 29

Slide 20 - Tekstslide

Welk sprookje hebben jullie gekozen?

Slide 21 - Open vraag

Wie is de hoofdpersoon?
Wat typeert de hoofdpersoon?

Slide 22 - Open vraag

Waar speelt het sprookje zich af?
Beschrijf de plaats zo uitgebreid mogelijk.

Slide 23 - Open vraag

Wat is de stabiele beginsituatie van het sprookje?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het verstorende element?
Welk probleem wordt hierdoor veroorzaakt?

Slide 25 - Open vraag

Welke handelingen vinden er vervolgens plaats? Wie voert deze handelingen uit?

Slide 26 - Open vraag

Hoe wordt het probleem opgelost en door wie?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de eindsituatie; de nieuwe stabiele situatie?

Slide 28 - Open vraag

Wat is de moraal van het sprookje?

Slide 29 - Open vraag

Nabespreken: Vertel ...
  1. Welk sprookje hebben jullie gekozen?
  2. Wie is de hoofdpersoon?
  3. Wat typeert de hoofdpersoon?
  4. Wat kun je vertellen over de ruimte/plaats waar het zich afspeelt?
  5. Wat is de stabiele beginsituatie?
  6. Wat is het verstorende element?
  7. Welk probleem ontstaat daardoor?
  8. Wat is de oplossing?
  9. Hoe ziet de eindsituatie eruit?

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide