Hoofdstuk 2 paragraaf 4

Eco klas 4 Startopdracht:Kijk vraag 28 en 29 na:

28 a Je betaalt om de auto 48 maanden te gebruiken (inclusief           alle kosten), maar je wordt geen eigenaar van de auto.
 b      Jan komt niet voor onverwachte kosten te staan.
29 a Rente in 30 jaar: € 325.000:100 x 3,75 × 30 = € 365.625.
 b  Rente per maand: € 325.000: 100 x 3,75 ÷ 12 = € 1.015,63 per             maand.
 Terug van de belasting 35 % van € 1.015,63 = € 355,47
  Netto hypotheeklasten per maand: € 1.015,63 - € 355,47 = 
                                                                                      € 660,16



1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Eco klas 4 Startopdracht:Kijk vraag 28 en 29 na:

28 a Je betaalt om de auto 48 maanden te gebruiken (inclusief           alle kosten), maar je wordt geen eigenaar van de auto.
 b      Jan komt niet voor onverwachte kosten te staan.
29 a Rente in 30 jaar: € 325.000:100 x 3,75 × 30 = € 365.625.
 b  Rente per maand: € 325.000: 100 x 3,75 ÷ 12 = € 1.015,63 per             maand.
 Terug van de belasting 35 % van € 1.015,63 = € 355,47
  Netto hypotheeklasten per maand: € 1.015,63 - € 355,47 = 
                                                                                      € 660,16



Slide 1 - Tekstslide

   Herhaling paragraaf 3
  • persoonlijke lening
  • doorlopend krediet
  • salariskrediet
  • hypotheek

Slide 2 - Tekstslide

Wat leren we vandaag ?

Vandaag leer je hoe je een begroting opstelt.
Ook leren we wat budgetteren/een begroting betekent.


Wat voor soort inkomen kun je hebben

Wat voor soort uitgaven kun je hebben

Hoe bereken je de reservering?.

Slide 3 - Tekstslide

  • Budgetteren
  • Begroting
  • Nibud
Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode
2.4 Leren budgetteren (deel 1)

Slide 4 - Tekstslide

Inkomen uit arbeid:
beloning voor het werk dat je doet: loon of salaris

Hoe kom je aan je geld???
Soorten inkomens:
Inkomen uit bezit:
geld verdienen met je bezit: huuropbrengst, rente op spaargeld

Overdrachtsinkomen:
geld dat je krijgt zonder tegenprestatie: uitkeringen, zakgeld en kleedgeld


2.4 Leren budgetteren (deel 1)
Vraag 31

Slide 5 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven:
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
2.4 Leren budgetteren (deel 1)
Vraag 32

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

2.4 Leren budgetteren (deel 2)
aantal.maandentoekomstige.aanschafwaarderestwaarde
Reservering per maand = 
Je koopt een auto van €16.000 en verwacht er vier jaar in te rijden. Een nieuwe auto is tegen die tijd 12% duurder. De verwachte inruilwaarde van je auto is teegn die tijd €7.500.
Wat is het te reserveren bedrag per maand?

Slide 10 - Tekstslide

samenvatting

Geldproblemen kun je voorkomen door te budgetteren: je stemt dan je uitgaven af op je inkomsten. Het Nibud adviseert je om daarvoor een begroting te maken. Naast de huishoudelijke uitgaven betaal je elke maand of elk kwartaal vaste lasten, zoals huur en energiekosten. Voor grote incidentele uitgaven kun je beter geld reserveren.


Slide 11 - Tekstslide

Aan het werk ZS
Maak paragraaf 4 af tot en met vr 40 

is ook huiswerk

Slide 12 - Tekstslide