Grammatica zinsdelen H1

timer
10:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen
Welke zinsdelen zijn er? Hoe vind je deze?

  • onderwerp (ow)
  • persoonsvorm (pv)
  • gezegde (wg / ng)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb)



Slide 3 - Tekstslide

Vragen
1. Neem de zin over en zet op de juiste plek zinsdeelstrepen. 

De broer van mijn vriendin stuurt me elke avond berichten via Instagram.

2. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp van deze zin. 
Welke leerlingen klagen dagelijks over hun huiswerk?

3. Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
Ik ben samen met mijn broer iedere dag 10 minuten aan het hardlopen.

4. Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
De korstjes van het brood eet ik nooit op. 

5. Noteer de pv, ow, wg, lv, mv en bwb. *Let op: de zin hoeft niet alle zinsdelen te bevatten. 
Deze zomer zou ik samen met mijn vrienden naar Ibiza gaan.




timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • het gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden 

Slide 6 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord bij zich.

Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
-  verplicht wederkerende werkwoorden 
-  toevallig wederkerende werkwoorden



Slide 7 - Tekstslide


Verplicht wederkerende werkwoorden
-
voorbeelden

zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken 
zich verspreken
zich voornemen

Slide 8 - Tekstslide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Een voorbeeldzin met een verplicht wederkerend werkwoord is:


Hij bemoeit zich met mijn dochter.
 
(fout: Hij bemoeit zichzelf met mijn dochter of Hij bemoeit mijn dochter.)

WG = bemoeit zich




Slide 11 - Tekstslide


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen

Vanwege het arrestatiebevel houden we ons voorlopig schuil in de heuvels.
  • ow = we
  • wg = houden ons schuil


In vlakke gebieden blijken rivieren zich vaak te vertakken.
  • ow = rivieren
  • wg = blijken zich te vertakken

Slide 13 - Tekstslide

Ontleed deze zin: gebruik ow, wg, lv en bwb.
Ons eerste afspraakje had ik me eigenlijk heel anders voorgesteld.
  • ow = ik
  • wg = had me voorgesteld
  • lv = Ons eerste afspraakje
  • bwb = eigenlijk
  • bwb = heel anders

timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Ontleed deze zin: gebruik ow, wg, lv, 
mv en bwb.
Willen jullie je nog even bemoeien met de inrichting van de feestzaal?
  • ow = jullie
  • wg = Willen je bemoeien
  • lv = x
  • mv = x
  • bwb = met de inrichting van de feestzaal

timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Toevallig wederkerende werkwoorden


Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.

(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast zijn auto.)

wg = wast         Lv = zich
Tip!
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan -zelf aan het wederkerend voornaamwoord toegevoegd worden en kan het wederkerend voornaamwoord duiden op een andere persoon, een lijdend voorwerp.

Slide 16 - Tekstslide

Als de zin een zinsdeel niet bevat, zet dan een x.
Ons eerste afspraakje had ik me eigenlijk heel anders voorgesteld.
ow:
wg:
ng:
lv:
mv:
bwb:

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht


Maak opdracht 2, 3 en 4 van H1 grammatica zinsdelen.

Dit is ook huiswerk.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 5 december:
H1 gr.zd. m. opdr. 2 t/m 4


Slide 19 - Tekstslide

Wat hebben we deze les gedaan?

Slide 20 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 21 - Open vraag

Ik kan het gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 22 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll