Zakelijke e-mail schrijven

Eindexamen Nederlands
Examentraining
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Eindexamen Nederlands
Examentraining

Slide 1 - Tekstslide

Welke onderdelen worden getoetst op het CE Nederlands?

Slide 2 - Open vraag

Wat neem je mee naar het eindexamen?
A
pen en schrift
B
woordenboek en aantekeningen
C
pen en woordenboek
D
woordenboek

Slide 3 - Quizvraag

Hoe lang duurt het examen (zonder extra tijd)?
A
120 minuten
B
140 minuten
C
100 minuten
D
90 minuten

Slide 4 - Quizvraag

Waar kun je oude examens oefenen?
A
alleen in de les
B
oefenen.facet.onl
C
laks.nl
D
bureau voor examentrainingen

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
maar, daarentegen
bijvoorbeeld, neem nou
ten eerste, als laatste, ABC
eerst, vervolgens, daarna
doordat, waardoor
tijdsvolgorde
oorzaak- gevolg
opsomming
tegenstelling
voorbeeld

Slide 6 - Sleepvraag

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
want
B
omdat
C
en
D
maar

Slide 7 - Quizvraag

'De grote ... huis gaat.'
A
Dit citaat is goed
B
Dit citaat is fout

Slide 8 - Quizvraag

Op welke manier kan een tekst NIET worden ingeleid?
Door ….
A
een deskundige voor te stellen.
B
de aanleiding te geven voor het schrijven van de tekst.
C
een conclusie te trekken.
D
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen.

Slide 9 - Quizvraag

Sleep het juiste tekstdoel naar het juiste plaatje.

Informeren
Amuseren

Activeren
Overtuigen

Slide 10 - Sleepvraag

Een artikel bestaat uit 7 alinea’s. Welke alinea’s vormen hoogstwaarschijnlijk het middenstuk?
A
1 t/m 7
B
2 t/m 7
C
2 t/m 6
D
3 t/m 5

Slide 11 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen niet bij elkaar?
A
maar, daarentegen, echter
B
op voorwaarde dat, als… dan, indien
C
waarmee, het doel is, om te
D
ook, soms, zoals

Slide 12 - Quizvraag

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 13 - Sleepvraag

Welke schrijfopdracht kun je verwachten?
A
zakelijke brief
B
sollicitatiebrief
C
artikel
D
samenvatting

Slide 14 - Quizvraag

Welke schrijfopdracht kun je ook verwachten?
A
zakelijke e-mail
B
flyer
C
artikel
D
samenvatting

Slide 15 - Quizvraag

Welke conventies gelden niet bij een artikel?

A
titel
B
indeling in alinea's
C
passend taalgebruik
D
aanhef en groet

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Email
B
e-mail
C
email
D
E-mail

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer schrijf je een 
zakelijke e-mail?

  • informatie vragen/geven
  • aanmelden of opgeven voor iets
  • een klacht indienen
  • iemand overtuigen



Slide 18 - Tekstslide

De opmaak
  • Vul de onderwerpregel in  (kort en bondig)

  • Aanhef
  • Inleidende zin
  • Alinea 1
  • Alinea 2
  • Afsluitende zin
  • Slotformule
  • Naam

Slide 19 - Tekstslide

Met welk woord begint de aanhef van een zakelijke e-mail altijd?
A
Beste
B
Geachte
C
Hallo
D
Beste of Geachte

Slide 20 - Quizvraag

Je schrijft de zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Geachte heer Wouters,

Slide 21 - Quizvraag

Je schrijft de zakelijke e-mail aan de klantenservice van de Hema. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte klantenservice,
B
Geachte Hema,
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte medewerker,

Slide 22 - Quizvraag

Schrijfwijze van namen
  • Je schrijft een hoofdletter waar de naam begint
  • Dit kan de voornaam zijn, maar ook de achternaam
  • Let goed op bij de tussenvoegsels (de, van, van der, etc.)
  • In de aanhef gebruik je alleen de achternaam 
  • Onderaan schrijf je altijd je eigen voornaam en achternaam



Slide 23 - Tekstslide

Schrijfwijze van namen in de aanhef


Geachte mevrouw Sluis,
Geachte mevrouw Sluis - van Wiel,
Geachte mevrouw De Waag - Dekkers,
Geachte mevrouw Van Geest - van der Togt,
Geachte heer Wagemakers,
Geachte heer Van 't Lam,

Slide 24 - Tekstslide

Je schrijft een zakelijke e-mail aan thomas van der boom. Hoe schrijf je de aanhef?

Slide 25 - Open vraag

Je schrijft een zakelijke e-mail aan saskia de vrede - den burg. Hoe schrijf je de aanhef?

Slide 26 - Open vraag

Welk taalgebruik gebruik je in een zakelijke e-mail?
A
Informeel taalgebruik (je, jij, jullie)
B
Formeel taalgebruik (u, uw)
C
Zowel informeel als formeel

Slide 27 - Quizvraag

Bij een zakelijke email geef je altijd aan waar het over gaat in de regel:
A
CC
B
bcc
C
onderwerp
D
slot

Slide 28 - Quizvraag

Uit hoeveel alinea's bestaat een zakelijke e-mail minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

In de inleiding van een zakelijke brief/email staat:
A
Jezelf voorstellen, waarom je de brief schrijft
B
Kort maar krachtig alle informatie
C
Het onderwerp van de brief
D
De slotformule

Slide 30 - Quizvraag

Wat zet je in de kern van een zakelijke e-mail?
A
wat je van de lezer verwacht
B
informatie/vragen
C
het doel van de e-mail
D
jezelf voorstellen

Slide 31 - Quizvraag

De inleidende zin
  • In de inleidende zin vertel je altijd waarom je de e-mail schrijft.
  • Als in de opdracht staat dat je jezelf moet voorstellen, dan doe je dat ook in de inleidende zin.

Slide 32 - Tekstslide

Het middenstuk
  • Je zakelijke e-mail bestaat altijd uit minimaal twee alinea's in het middenstuk 
  • In deze alinea's beschrijf je de meeste verplichte punten uit de opdracht 
  • Maak gebruik van de situatiebeschrijving om de verplichte punten te verwerken 
  • Staat de info niet in de situatieomschrijving? Bedenk het dan zelf! 
  • Beschrijf deze punten kort en bondig 
  • Gebruik makkelijke taal! Zo voorkom je spelfouten

Slide 33 - Tekstslide

Afsluitende zin
In de afsluitende zin sluit je de e-mail netjes af. Je kan hier vaak het laatste verplichte punt voor gebruiken.
  • Ik hoop spoedig van u te horen.
  • Ik ontvang graag snel een reactie.
  • Ik vraag u om binnen twee weken te reageren.

Slide 34 - Tekstslide

Slotformule en naam
Gebruik een van de twee slotformules:
  • Met vriendelijke groet,
  • Hoogachtend,
Soms staat in de opdracht welke slotformule je kan gebruiken.

Sluit af met je voornaam en achternaam.

Slide 35 - Tekstslide

Leesdoelen en leesstrategieën
LEESDOEL = Waarom lees je iets?
LEESSTRATEGIE = Hoe lees je iets?

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Je wil de tekst goed lezen en begrijpen en de hoofdzaken weten. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Precies lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 38 - Quizvraag

Je wil de betrouwbaarheid van een tekst beoordelen. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Precies lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 39 - Quizvraag

Je wil informatie opzoeken in een tekst of een antwoord op een vraag weten. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Precies lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 40 - Quizvraag

Je wil het onderwerp van een tekst weten en bepalen of de tekst iets voor jou is. Welke leesstrategie gebruik je?
A
Oriënterend lezen
B
Precies lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 41 - Quizvraag

Een tekst doorlezen, voordat je de vragen gaat lezen en maken.

A
Oriënterend
B
Globaal
C
Intensief
D
Studerend

Slide 42 - Quizvraag

Bij het leren van een proefwerk Geschiedenis over Europa onderstreep je de hoofdzaken.
A
Globaal
B
Zoekend
C
Kritisch
D
Intensief

Slide 43 - Quizvraag

Je kijkt wie een bepaald artikel heeft geschreven en waar het gepubliceerd is.
A
Orienterend
B
Kritisch
C
Zoekend
D
Intensief

Slide 44 - Quizvraag

Je zoekt in de catalogus van jullie bibliotheek naar een boek voor je lijst.

A
Globaal
B
Zoekend
C
Intensief
D
Studerend

Slide 45 - Quizvraag

Je bepaalt wat de hoofdgedachte van de tekst is.
A
Zoekend
B
Oriënterend
C
Intensief
D
Globaal

Slide 46 - Quizvraag

Welke leesstrategie past bij dit leesdoel?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 47 - Sleepvraag

Welke leesstrategie past bij dit leesdoel?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 48 - Sleepvraag

Welke leesstrategie past bij dit leesdoel?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen

Slide 49 - Sleepvraag

In de meivakantie


Maak minimaal 2 oefentoetsen in Facet. Neem na de meivakantie een geprint screenshot van de schrijfopdrachten mee. 

Slide 50 - Tekstslide

Na de meivakantie

- Ik verwacht de eerste les: 
Zie Magister.
(tt leesvaardigheid en/of digitaal examen <6.0)

- Iedereen is welkom;
- Laatste les is iedereen aanwezig;
--> als maar één les gepland wordt, komt dus iedereen.

Slide 51 - Tekstslide

Leesdoelen en leesstrategieën
Je hebt geleerd om op verschillende manieren te lezen, dat zijn de leesstrategieën.

Welke strategie je kiest, hangt af van je leesdoel
Bepaal eerst je leesdoel en kies daarna de juiste strategie.

Slide 52 - Tekstslide