In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Welk antwoord is niet juist? Met de internationale classificatie van het menselijk functioneren (ICF) wordt het functioneren van de chronisch zieke zorgvrager beschreven vanuit:
A
activiteiten.
B
lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen.
C
(maatschappelijke) participatie.
D
psychisch functioneren.
Slide 2 - Quizvraag
Meneer Rietveld heeft een groot deel van zijn leven ongezond geleefd. Hij rookte veel en bewoog weinig. Ook dronk hij regelmatig een biertje te veel. Mede door zijn levensstijl krijgt hij allerlei klachten nu hij ouder wordt.
Waarvan is sprake bij meneer Rietveld?
A
cognitieve factor
B
endogene factor
C
exogene factor
D
geriatrische factor
Slide 3 - Quizvraag
Meneer Robinson leeft steeds meer in het verleden. Hij is vaak een jongere versie van zichzelf en heeft steeds meer moeite zich verbaal te uiten. De dementie van meneer Robinson bevindt zich in stadium
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 4 - Quizvraag
Mevrouw Ming is vergeetachtig. Ze verliest haar zelfvertrouwen, omdat ze beseft dat ze achteruit gaat. Soms haalt ze het heden en verleden door elkaar. De dementie van mevrouw Ming bevindt zich in stadium
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quizvraag
Meneer Sahin heeft een pen vast. Hij heeft geen idee wat hij ermee moet doen. Verpleegkundige Benjamin geeft hem er een schrijfblok bij om te laten zien waar de pen voor dient.
Past de manier van hulp bij een zorgvrager met agnosie of bij een zorgvrager met apraxie?
A
Agnosie
B
Apraxie
Slide 6 - Quizvraag
Mevrouw El Idrissi helpt met tafeldekken. Verpleegkundige Thijs laat haar eerst alle vorken neerleggen. Als ze dat klaar heeft, vraagt hij haar de messen neer te leggen.
Past de manier van hulp bij een zorgvrager met agnosie of bij een zorgvrager met apraxie?
A
Agnosie
B
Apraxie
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de definitie van Co-morbiditeit?
A
Is het bestaan van één of meer
(chronische) aandoeningen naast de zogenoemde hoofddiagnose
B
Het optreden van meer dan één
ziekte bij één zorgvrager in een bepaalde periode
C
Wetenschap die het verouderingsproces van de mens
bestudeert.
D
Medisch specialisme dat zich
bezighoudt met kwetsbaarheid en pathologie ten gevolge van
ouderdom.
Slide 8 - Quizvraag
Bij dementie is het .............. aangetast
A
Impliciete geheugen (onbewust)
B
Expliciete geheugen (bewust)
Slide 9 - Quizvraag
Beeldspraak: het gebruik van meer woorden nodig is om iets duidelijk te maken. Het niet kunnen stoppen/herhalen van een bepaald gedrag. echolalie: het napraten van anderen echopraxie: automatisch nadoen.
Dit zijn vormen van:
A
Confabuleren
B
Achterdocht
C
Decorumverlies
D
persevereren
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn de vier meest voorkomende etiologische oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan dementie? Kies het antwoord met de juiste volgorde: van meest voorkomend naar minst voorkomend
A
Lewy Body Dementie, de ziekte van Alzheimer, fronto-temporale dementie, vasculaire dementie
B
ziekte van Alzheimer, fronto-temporale dementie, vasculaire dementie, Lewy Body dementie
C
ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy Body Dementie en fronto-temporale dementie
D
Vasculaire dementie, ziekte van Alzheimer, fronto-temporale dementie, Lewy-body dementie
Slide 11 - Quizvraag
Mevrouw Lameren is 91 jaar en dementerend. Ze ziet de postoel op de gang staan en doet midden in de gang op de postoel haar behoefte. Medebewoners die erlangs lopen klagen over haar gedrag. Welke term hoort bij dit gedrag?
A
Agnosie
B
Apraxie
C
Desoriëntatie
D
Decorumverlies
Slide 12 - Quizvraag
Een depressie bij ouderen is vaak moeilijk herkenbaar. Welk van de onderstaande verschijnselen wijzen op een depressie?
A
Concentratieproblemen.
B
Oriëntatiestoornis in de persoon.
C
Vergeetachtigheid wordt gecamoufleerd door confabuleren.
Slide 13 - Quizvraag
Bedreigde ik.
Verdwaalde ik.
Verborgen ik.
Verzonken ik.
Kortetermijngeheugenverlies.
Geen besef van tijd.
Neemt geen initiatief tot contact.
Geen verbale communicatie meer mogelijk.
Slide 14 - Sleepvraag
Er zijn verschillende soorten dementie. Ze onderscheiden zich van elkaar door achterliggende oorzaken, verschijnselen, maar ook door de plaats in de hersenen waar ze ontstaan. Bij welke vorm van dementie wordt het hersengedeelte dat de spraak verzorgt primair aangetast?
A
Vasculaire dementie.
B
De ziekte van Alzheimer.
C
Lewy-bodydementie.
D
Frontotemporale dementie.
Slide 15 - Quizvraag
Fronto-temporale dementie (FTD) is een bepaalde vorm van dementie. Welke beweringen zijn waar?
A
Een van de vormen van FTD wordt ook wel de 'ziekte van Pick' genoemd.
B
FTD komt veel voor bij mensen tussen veertig en zestig jaar.
C
Bij FTD is er alleen hersenschade in de voorste hersenen.