M4 - lezen H1.1 t/m H1.4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Lezen 

H1.1 t/m H1.4

H1.1

Vooraf

Waarom is goede
leesvaardigheid belangrijk?

1. Voor 80% v.d. banen is het noodzakelijk
2. Het is nodig voor alle schoolvakken
3. Om goed te functioneren in je dagelijks leven
4. A, B en C zijn alle drie goed

Voor hoeveel procent bestaat het eindexamen uit leesvaardigheid?

1. ca. 55%
2. ca. 65%
3. ca. 75%
4. ca. 85%

H1.2

Soorten vragen - leesstrategieën - onderwerp

functies inleiding en slot - kernzin - deelonderwerp - hoofdgedachte - tekstverbanden & signaalwoorden - tekstdoel - etc.

Leesstrategieën

Indeling van een tekst

Inleiding

Kern/middenstuk

Slot

Indeling van een alinea

Wat moet je NIET doen bij het beantwoorden van meerkeuzevragen?

1. Goed lezen en zelf het antwoord uit de tekst halen
2. Gokken
3. Bepaalde antwoorden uitsluiten
4. Bij twijfel meer dan één antwoord aankruisen

Wat doe je NIET als je het onderwerp van de tekst moet bepalen?

1. De hele tekst grondig lezen
2. Titel en tussenkopjes lezen
3. Eerste en laatste alinea lezen
4. Eerste zin van de overige alinea's lezen

inleiding

middenstuk

slot

deelonderwerpen

anekdote

samenvatting

tussenkopjes

advies

aanleiding

wens

vraag stellen

meerdere alinea's

deskundige introduceren

conclusie

Wat is de aanleiding voor het schrijven van een tekst?

1

1

Hoe de schrijver op het idee is gekomen om een tekst te gaan schrijven.

Wat moet je NIET doen als je een zin moet citeren?

1. Eerste twee woorden ... laatste twee woorden
2. De hele zin overschrijven
3. De zin in eigen woorden zetten
4. Het regelnummer noemen

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van de tekst zegt in één volledige zin.

Je stelt jezelf dus de vraag: wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp vertelt? Het antwoord op deze vraag is de hoofdgedachte van een tekst.

Tekstverbanden en siganaalwoorden

Verbanden en signaalwoorden

1. Opsomming: zaken die bij elkaar horen worden achter elkaar opgenoemd
2. Tegenstelling: zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn
3. Voorbeeld/toelichting: geeft meer info over een uitspraak die erbij staat
4.  Chronologie: geeft tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan
5. Oorzaak-gevolg: noemt oorzaken en gevolgen van iets
6. Voorwaarde: geeft aan wat er moet gebeuren voordat er iets anders kan gebeuren.
7. Redengevend: geeft aan waarom iemand iets vindt of doet

Signaalwoorden geven aan om welk tekstverband het gaat.
Welke signaalwoorden horen NIET bij elkaar?

1. omdat, daarom, om die reden
2. toch, maar, echter
3. eerst, ook, bijvoorbeeld
4. als...dan, op voorwaarde dat, mits

Welk tekstverband tref je aan in het begin
van deze tekst?

1. opsomming
2. tegenstelling
3. voorwaarde
4. oorzaak-gevolg

Om welk 

tekstverband gaat

het in deze tekst? 

1. chronologie
2. opsomming
3. reden
4. toelichting

Een schrijver wil graag iets bereiken met zijn tekst. Dat noem je het tekstdoel. Wat is GEEN tekstdoel?

1. informeren
2. afleren
3. activeren
4. instructie geven

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?

Activeren

Amuseren

Instrueren

Waar-

schuwen

Adviseren

Examentips Nederlands VMBO

H1.3

Samenvatten 

hoofd- en bijzaken

Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn hoofdzaken?

1. De belangrijkste informatie uit de tekst
2. Extra uitleg
3. De eerste zin van elke alinea
4. De minst belangrijke informatie uit de tekst

Welke informatie verwerk je in een samenvatting?

1. Het onderwerp van de tekst
2. De hoofdgedachte van de tekst
3. De informatie uit de kernzinnen
4. A, B en C zijn alle drie juist

Wat is de kernzin van deze alinea?

1. Stikstof is het grootste bestanddeel van onze lucht.
2. Stikstof zelf is het probleem ook niet.
3. Dat zijn stikstofoxiden en ammoniak wel, twee stoffen waar stikstof in zit.
4. Maar van nature komen ze veel minder voor dan dat ze nu te vinden zijn.

Welke twee zinnen zet je in een samenvatting?

1. Basketbal is ... werd uitgevonden.
2. Oorspronkelijk was ... Amerikaanse mannensport.
3. Het huidige ... vrouwen beoefend.
4. Het doel ... hetzelfde doet.

H1.4

Advertentie:

functie afbeelding - doelgroep - tekstdoel

ideële en commerciële reclame

Wat is de functie van deze afbeelding?

1. aandacht trekken
2. Informatie toevoegen
3. tekst verduidelijken

Voor wie zal deze advertentie bedoeld zijn?

1. kinderen
2. jongeren
3. ouderen
4. alle lezers

Welk lijstje klopt?

1. ideële reclame -product verkopen - vooral subjectief
2. commerciële reclame -product verkopen - vooral subjectief
3. ideële reclame - maatschappelijk probleem - vooral objectief
4. commerciële reclame - maatschappelijk probleem - vooral objectief

Wat is de functie van deze afbeelding?

1. aandacht trekken
2. informatie toevoegen
3. tekst verduidelijken

Voor wie zal deze advertentie bedoeld zijn?

1. kinderen
2. jongeren
3. ouderen
4. alle lezers

Welk lijstje klopt?

1. ideële reclame -product verkopen - vooral subjectief
2. commerciële reclame -product verkopen - vooral subjectief
3. ideële reclame - maatschappelijk probleem - vooral objectief
4. commerciële reclame - maatschappelijk probleem - vooral objectief

Welke zin is op jou van toepassing?

1. Ik beheers de theorie goed, hoef alleen nog maar te oefenen.
2. Ik beheers de theorie niet goed en moet veel leren en oefenen.
3. Ik beheers de theorie redelijk, maar moet wel leren en oefenen.
4. Ik ben geschrokken van het resultaat en moet hard aan de slag.