Les 3 T1.3: Jongens- en meisjeshersenen

Jongens- en Meisjeshersenen
Breingeheimen
Thema 1 les 3

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Jongens- en Meisjeshersenen
Breingeheimen
Thema 1 les 3

Slide 1 - Tekstslide

Breingeheim 1: 
Veel meisjes denken dat ze slecht zijn in wiskunde. Maar doordat ze dat denken, hebben ze er vaak ook moeite mee. Meisjes die verwachten dat ze even goed zullen zijn in wiskunde als jongens, halen vaak betere resultaten.

Slide 2 - Tekstslide

Breingeheim 2:
De delen van de hersenen die te maken hebben met taal, ontwikkelen zich bij meisjes eerder dan bij jongens. Maar bij jongens ontwikkelt het ruimtelijk inzicht, dat je bijvoorbeeld nodig hebt bij wiskunde, eerder dan bij meisjes.

Slide 3 - Tekstslide

Jongens tegen de meisjes
Nu zijn jullie aan de beurt!

Slide 4 - Tekstslide

Maak de reeks af:

30 28 25 21 16 ...

A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel dieren tel jij?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 6 - Quizvraag

Als je alle stippen van een dobbelsteen bij elkaar optelt, welk getal krijg je dan?
A
21
B
22
C
23
D
24

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort bij elkaar? 

Slide 8 - Sleepvraag

Wat is goed?
A
Zo-wie-so
B
Zowiezo
C
So-wie-so
D
Sowieso

Slide 9 - Quizvraag

Welk getal hoort er niet bij?
A
32
B
64
C
81
D
144

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord kan je maken van de woorden hieronder?
BEGIN HEREN MEI

Slide 11 - Open vraag

Wat is de uitkomst van deze som?

Slide 12 - Open vraag

Breingeheim 3:
Jongens & mannen:
- hebben gemiddeld 10 tot 15% grotere hersenen dan meisjes & vrouwen
- kunnen zich het beste concentreren wanneer ze 1 ding tegelijk doen
- onthouden beter wanneer ze onder lichte stress staan

Slide 13 - Tekstslide

Breingeheim 4:

Meisjes & vrouwen: 
- hebben in delen van hun hersenen meer hersencellen: achter het voorhoofd en in de hersenbalk tussen linker- en rechterhersenhelft. Daardoor werken hun helften beter samen
- kunnen makkelijker meerdere dingen tegelijk doen doordat hun hersenhelften beter samenwerken
- onthouden beter als ze ontspannen zijn

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht:
De docent noemt iets op wat je goed kan (werkboekblz. 19 en 20)
Is het antwoord JA / meestal wel: ga je STAAN.
Is het antwoord NEE, vaak niet:  ga je ZITTEN.
VALT ER IETS OP???

Slide 15 - Tekstslide


Tot slot nog even dit:

Het ligt gelukkig allemaal nog niet vast: er zijn jongens die goed kunnen schrijven en meisjes met hoge cijfers voor wiskunde!

Slide 16 - Tekstslide