§2.3 Warmtetransport

§2.3 Warmtetransport
Warmte verplaatst van plaats met hoogste Temperatuur naar plaats met laagste Temperatuur.

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

§2.3 Warmtetransport
Warmte verplaatst van plaats met hoogste Temperatuur naar plaats met laagste Temperatuur.

Slide 1 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
1. Geleiding: vaste stoffen;
    warmte wordt “doorgegeven”,
   de stof blijft
op zijn plaats.
   Deeltjes warmer → meer bewegen →  
stoten elkaar aan →     
   beweging (warmte) wordt door gegeven. 
   Alle metalen zijn goede warmtegeleiders. 
   Voorbeeld: ijzeren lepeltje in de hete thee

Slide 2 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
2.Stroming: vloeistoffen, gassen
     warmte wordt “meegenomen”,  stof komt in beweging.     
     Stilstaande gassen zijn goede isolators. 
    Voorbeeld: Radiator verwarmt lucht → warme lucht stijgt,  
       stroomt langs plafond → lucht koelt af → zakt naar vloer → 
       koude lucht over vloer terug naar radiator → 
       het proces begint opnieuw.


Slide 3 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
3. Straling: gassen:
    de warmte wordt “geabsorbeerd”
     Verwarmd voorwerp kan warmtestraling (IR-straling)       
     uitstralen; voorwerp koelt dan af. 
    Voorbeeld: warmte zon via straling op de huid.
                            kachel straalt warmte uit.



Slide 4 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
Opdrachten voor de volgende les.
Noteer via gegeven, gevraagd, oplossing
de antwoorden in je schrift/klapper (A4-formaat)

Slide 5 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
11.
a. Waarom zijn pannen vaak van staal of aluminium gemaakt?
b. Waarom worden, in de keuken, houten lepels gebruikt
      om te roeren?
c. Waarom dragen mensen ’s zomers minder donkere kleding?



Slide 6 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
12. Je hebt een zonnecel en een zonnecollector. 
       Met een zonnecollector kun je water verwarmen; 
       de collector absorbeert warmte van het zonlicht op de plaat         en geeft deze warmte af aan het water in de buis.
       a. Hoe wordt de warmte van het zonlicht naar 
            de collector vervoerd?
       b.

Slide 7 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
12. Een zonnecel en een zonnecollector. 
     b. Hoe wordt de warmte van de absorptieplaat naar 
          de buis vervoerd?
     c. Waarom wordt de absorptieplaat zwart geverfd?
     d. Waarom wordt onder de plaat isolatiemateriaal   
           aangebracht?

Slide 8 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
12. Op een zomerse dag kan de collector in één uur 
      20L water verwarmen van 18˚C tot 74˚C.  
       Het water heeft dan in totaal 4,7MJ warmte opgenomen.
       e. Bereken het vermogen van de collector in deze situatie.





Slide 9 - Tekstslide

§2.3 Warmtetransport
13. Op tafel liggen een metalen steeksleutel 
       en een houten hamer.
        Het is 21˚C en beide voorwerpen zijn even warm.
        Wat voelt het koudste aan? Waarom, leg uit.






Slide 10 - Tekstslide