Thema 6: Basisstof 6.5 + (kader) basisstof 6.6

Gedrag
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Iris
Pupil
Oogwit

Slide 2 - Sleepvraag

Waar zitten GEEN zintuigcellen?
A
Netvlies
B
Gele vlek
C
Blinde vlek

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet de vlek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Gele vlek
B
Zwarte vlek
C
Blinde vlek
D
Onzichtbare vlek

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet de vlek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Gele vlek
B
Zwarte vlek
C
Blinde vlek
D
Onzichtbare vlek

Slide 5 - Quizvraag

Pupil
Vaatvlies
Netvlies
Gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek

Slide 6 - Sleepvraag

Gedrag
Gedrag = alles wat een mens of dier doet.
Gedrag = een reactie op prikkels.

Gedrag wordt veroorzaakt door:
  • inwendige prikkels
  • uitwendige prikkels

Slide 7 - Tekstslide

Gedrag
  • Prikkel  verandering waarop je kunt reageren.
  • Inwendige prikkel:  prikkel veroorzaakt door je eigen lichaam
  • Uitwendige prikkel: prikkel uit je omgeving.

Prikkels komen binnen bij zintuigen.
Zintuigen geven een impuls aan het zenuwstelsel
Je hersenen reageren en zorgen dat je lichaam reageert.
Respons: = een reactie op een prikkel.

Slide 8 - Tekstslide

Prikkels
Inwendige prikkel  =  motivatie  =  prikkel uit je eigen lichaam
  • honger
  • dorst
  • hormonen  (je zegt dus nooit: zin in seks)
Uitwendige prikkel = prikkel uit je omgeving
  • geur
  • kleur
  • licht
  • temperatuur

Slide 9 - Tekstslide

Prikkels
Gedrag vindt plaats door zowel inwendige prikkels (motivatie) als uitwendige prikkels 
=> allebei nodig!
Voorbeeld: je ruikt patat. Maar je eet het alleen op als je ook honger hebt.

Slide 10 - Tekstslide

Externe prikkel, dus van buiten het lichaam
Er is altijden ook een interne prikkel nodig om bepaald gedrag te veroorzaken.
Dus in dit geval moet je ook honger of trek hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Sleutelprikkel
Bijvoorbeeld: 
een zwaluw komt op het nest.
De jonge zwaluw doet zijn bek open
De binnenkant is felgekleurd
De ouders voeren het jong.
Sleutelprikkel = de felgekleurde binnenkant

Slide 12 - Tekstslide

Motivatie
  • Motivatie:  is de bereidheid om bepaald gedrag te verrichten

Slide 13 - Tekstslide

Gedrag wordt beïnvloed door alcohol, medicijnen en drugs.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hormonen
  • Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren
  • Hormoon klieren maken hormonen
  • Hormonen zijn stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
  • Hormoonklieren geven de hormonen af aan het bloed dat door de hormoonklier stroomt
  • Het werkt alleen in de organen die het hormoon nodig hebben

Slide 16 - Tekstslide

Hormonen
  • Hormonen hebben invloed op de stofwisseling, voorplanting, groei en ontwikkeling
  • Belangrijke hormoonklieren zijn: de hypofyse, de schildklier, de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, de bijnieren, de eierstokken en de teelballen. 

Slide 17 - Tekstslide

De eilandjes van Langerhans
  •  De eilandjes van Langerhans maken de hormonen insuline en glucagon
  • Deze hormonen regelen het glucosegehalte (ook wel bloedsuikerspiegel) in het bloed
  • Als het glucoseehalte in het bloed te hoog is reageren  de eilandjes van Langerhans hierop door veel insuline te maken

Slide 18 - Tekstslide

Is dit gedrag?
DE WEKKER GAAT.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Is dit gedrag? Je denkt: Wat Jammer
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Gedrag is........?
A
Een reactie op een prikkel
B
Een reactie op een impuls

Slide 21 - Quizvraag

Als een prikkel
steeds dezelfde
reactie (respons) geeft noem je dit:

A
een sleutelprikkel
B
een uitwendige prikkel
C
een inwendige prikkel
D
een respons

Slide 22 - Quizvraag

Is dit gedrag? Je pakt je fiets
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Een vaste, snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel noem je een..
A
impuls
B
respons
C
reflex
D
bewuste reactie

Slide 24 - Quizvraag

Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit.
Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel

Slide 25 - Quizvraag

Prikkel/respons
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht
Je schrikt
Je loopt naar het gasfornuis
Je ziet dat de gasknop open staat
Je draait het gas uit

Slide 26 - Sleepvraag

... is alles wat een mens of dier doet.
A
Imiteren
B
Leren
C
Gedrag
D
Oefenen

Slide 27 - Quizvraag