Havo 2 Kap 4 wiederholung

Deutsch
Montag den 28. Oktober 2019
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Deutsch
Montag den 28. Oktober 2019

Slide 1 - Tekstslide

 Was machen wir?
Filmpje   8'   
Grammatik   10' 
an die Arbeit  15'
Sprechen Aufgabe 62      5'
Quizlet live    10'

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

                               reden

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
                                 mieten

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie

Slide 4 - Tekstslide

Mein Opa ........ (mieten) ein Haus in Köln.
Stap 1. Naar welk zelfstandig naamwoord/ naam moet je kijken om de vorm van het werkwoord te bepalen?
Stap 2. Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je dit vervangen?
Stap 3. Wat is dan de goede vorm van het werkwoord?

Slide 5 - Tekstslide

Jochem und Anne ..........(reden) nicht mit einander.
Stap 1. Naar welk zelfstandig naamwoord/ naam moet je kijken om de vorm van het werkwoord te bepalen?
Stap 2. Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je dit vervangen?
Stap 3. Wat is dan de goede vorm van het werkwoord?

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp (1e naamval)
ich= ik
du = jij
er= hij
sie= zij
es= het
wir = wij
ihr = jullie
sie= zij
Sie = u

Lijdend voorwerp (4e naamval)
mich = mij
dich= jou
ihn= hem
sie= haar
es= het
uns= ons
euch= jullie
sie= hen
Sie= u

Slide 7 - Tekstslide

Na deze voorzetsels 4e naamval:

durch
         für        ohne       um         bis       entlang         gegen 

Slide 8 - Tekstslide

........ (hebben) du eine neue Hose?
A
habe
B
habst
C
hast
D
hat

Slide 9 - Quizvraag

Wir ...... (zijn) nicht ins Kino gegangen.
A
sein
B
ist
C
bist
D
sind

Slide 10 - Quizvraag

Warum ........ (antwoorden) Marie nicht?
A
antwort
B
antworte
C
antwortet
D
antworten

Slide 11 - Quizvraag

Wie ....... (heten) dein Bruder?
A
heiße
B
heißt
C
heißst
D
heißen

Slide 12 - Quizvraag

Ich ...... (mogen) Morgen mit nach Berlin!
A
darf
B
darfe
C
dürf
D
dürfe

Slide 13 - Quizvraag

Ihr ....... (kunnen) doch nicht so weit laufen?
A
kann
B
kannt
C
könn
D
könnt

Slide 14 - Quizvraag

........ (graag willen) du mit mir chatten?
A
mogst
B
magst
C
möchtst
D
möchtest

Slide 15 - Quizvraag

Frau de Graaf, möchten ....... (u) Tee?
A
sie
B
Sie
C
ihnen
D
Ihnen

Slide 16 - Quizvraag

Quinten und Roy, ich habe ....... (jullie) beim Coop gesehen.
A
euch
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 17 - Quizvraag

Hast du ....... (mij) angerufen?
A
ich
B
du
C
dich
D
mich

Slide 18 - Quizvraag

Habt ihr auch Süßigkeiten für ..... (ons)?
A
uns
B
euch
C
wir
D
sie

Slide 19 - Quizvraag

Ohne ..... (hem) gehe ich nicht in die Stadt.
A
er
B
ihr
C
ihm
D
ihn

Slide 20 - Quizvraag

Könnt ...... (jullie) mich mitnehmen?
A
wir
B
ihr
C
euch
D
ihn

Slide 21 - Quizvraag

          an die Arbeit 15'
1. Kijk de opmerkingen bij de opdracht in Magister na en verbeter je fouten. Stel vragen!
2. Mache Aufgabe 63- 65 (Seite 47) 

Slide 22 - Tekstslide

Stof voor proefwerk Kapitel 4
Leren:
Lernliste N-D (AB Seite 68-69)
Lernliste D- N (AB Seite 70-71)
Je leert ook alle rode sterretjes in de woordenlijsten!
Grammatik C werkwoorden können, dürfen, möchten (TB Seite 60)
Grammatik I persoonlijk voornaamwoord in 1e en 4e naamval (TB Seite 66)
Voorzetsels met 4e naamval, zie bijlage
Herhaling zwakke werkwoorden, haben en sein. (TB Seite 113 en 114 -
blokje 5)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide