Deel 10 - Wat scheelt er?

Deel 1O - Wat scheelt er?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
OkanSecundair onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les

Deel 1O - Wat scheelt er?

Slide 1 - Tekstslide

bladzijde 254, oefening 1
Je voelt je niet goed. 
Je wil naar de dokter gaan.
Kan je op weekdagen elke voormiddag naar de dokter?
Kan je dinsdag om 15 u. naar de dokter? 
Wat betekent de witte kleur?
Hoe kan je een afspraak maken?

Slide 2 - Tekstslide

bladzijde 254, oefening 2
Je bent ziek. 
Je wil online een afspraak maken.

Vul het formulier in.

Wanneer heb je een afspraak?
Wat is de naam van je dokter?

Slide 3 - Tekstslide

blz. 255, oef. 3, 4
We luisteren naar twee gesprekken bij de dokter.

3. Welke tekening past bij meneer Janssens? a, b of c?

4. Welke tekening past bij Marie? a, b of c?



Slide 4 - Tekstslide

bladzijde 255, oefening 5
Wat is de KLACHT (= het probleem)?

Schrijf de letter van de klacht bij de juiste tekening.

Slide 5 - Tekstslide

blz. 256, oef. 6, 7
Wat scheelt er? 
= Wat is het probleem?
= Wat is de klacht?

1. Wat scheelt er met meneer Janssens?
2. Wat scheelt er met Marie? 

Slide 6 - Tekstslide

blz. 256, oef. 6 en 7
Je krijgt de tekst van de dialogen.
Lees de dialoog eerst per twee voor.
Gebruik daarna de invulteksten.
Let op je intonatie.

Slide 7 - Tekstslide

blz. 256 en 255, oef. 8

Schrijf de naam van het 
LICHAAMSDEEL
bij het juiste nummer op de tekening.

Slide 8 - Tekstslide

Is het juist (correct) of fout (niet correct)?

Luister naar de leerkracht.

Bij een JUISTE zin steek je het GROENE kaartje in de lucht.
Bij een FOUTE zin steek je het RODE kaartje in de lucht.

Slide 9 - Tekstslide

Extra oefening: het lichaam
Luister naar de leerkracht.
Doe wat je leerkracht vraagt.

Slide 10 - Tekstslide

extra oefening
Teken wat de leerkracht zegt.


Slide 11 - Tekstslide

bladzijde 258, oefening 9
Luister naar de gesprekken.

Schrijf bij elk gesprek de letter van de klacht.

Slide 12 - Tekstslide

bladzijde 259, oefening 12
Je krijgt een kaartje met een klacht.
We lopen rond.
Begroet elkaar.
Beantwoord de vraag met de klacht op het kaartje.
Daarna wissel je van kaartje. 
Je spreekt een andere leerling aan.

Slide 13 - Tekstslide

bladzijde 260, oefening 13 en 14
13. a. Samir telefoneert naar ... ?
13. b. Waarom kan Samir niet naar de les komen?

14. Lees het gesprek en de reacties.
Welke reactie past bij welke zin?
Schrijf de juiste letter.

Slide 14 - Tekstslide

blz. 260, oef. 15
6 personen krijgen een kaartje. 
Ze gaan op de juiste plaats staan. Is het correct?

4 personen krijgen een kaartje.
Ze gaan op de juiste plaats staan. Is het correct?

Extra kaartje: OMDAT. Wat gebeurt er?

Slide 15 - Tekstslide

blz. 260, oef. 15
Waarom gaat Samir niet naar de les?
Hij IS ZIEK.
Omdat hij ZIEK IS.
--> Samir gaat niet naar de les omdat hij ziek is.

Slide 16 - Tekstslide

blz. 260, oef. 15
Waarom kookt Samir vandaag niet?
Hij GAAT OP RESTAURANT.
Omdat hij OP RESTAURANT GAAT.
--> Samir kookt niet omdat hij op restaurant gaat.

Slide 17 - Tekstslide

blz. 260, oef. 15
Waarom kan Samir niet naar de les komen?
Hij MOET VANDAAG WERKEN.
Omdat HIJ VANDAAG MOET WERKEN.
--> Samir kan niet naar de les komen omdat hij vandaag moet werken.

Slide 18 - Tekstslide

blz. 283 en 284
leerling A: blz. 283 ; leerling B: blz. 284

Oefening 1: A vraagt. B antwoordt met OMDAT. 
A zet het cijfer bij de juiste tekening.

Oefening 2: B vraagt. A antwoordt met OMDAT.
B zet het cijfer bij de juiste tekening.

Slide 19 - Tekstslide

bladzijde 261, oefening 18

Wat was nu weer de klacht van meneer Janssens? 
We luisteren nog eens. 
Dan luisteren we naar het vervolg (= deel 2).
Wat onderzoekt de dokter bij meneer Janssens?


Slide 20 - Tekstslide

bladzijde 261, oefening 19

Wat was nu weer de klacht van Marie? 
We luisteren nog eens. 
Dan luisteren we naar het vervolg (= deel 2).
Wat onderzoekt de dokter bij Marie?


Slide 21 - Tekstslide

bladzijde 261, oefening 20
de instructie --> Je moet iets DOEN.

Schrijf de letter van de tekening 
bij de instructie van de dokter.

Slide 22 - Tekstslide

blz. 261 + 262, oef.  21 + 22
We luisteren nog een keer naar deel 2.

21. Welke instructies geeft de dokter aan meneer Janssens?

22. Welke instructies geeft de dokter aan Marie?

Slide 23 - Tekstslide

blz. 262 + 263, oef. 23 + 24
We luisteren naar deel 3 van de gesprekken  
met meneer Janssens en Marie.
We beantwoorden de vragen met de A/B/C-kaartjes.


Slide 24 - Tekstslide

blz. 188, oef. 11
We hebben de tekst van deze dialogen.
Lees de dialoog eerst per twee voor.
Gebruik daarna de invulteksten.
Let op je intonatie.

Slide 25 - Tekstslide

bladzijde 264, oefening 25
DOSERING van een medicijn
Dosering = HOEVEEL mag ik innemen?

Het is belangrijk dat je dit ALTIJD GOED LEEST!!!

We lezen de verpakking van Paracetamol.
Beantwoord de vragen.

Slide 26 - Tekstslide

blz. 265, oef. 26 + 27
Kijk naar de interviews.

26. Zet een X bij de juiste foto's.

27. Zet een X bij 'juist' of 'fout'.

Slide 27 - Tekstslide

blz. 266 + 267, oef. 28
Lees de teksten over Nico, Marie en Julie.
Beantwoord de vragen.

--> De DOKTER VAN WACHT is er 
voor DRINGENDE problemen.

Slide 28 - Tekstslide

blz. 266 + 267, oef. 29

Lees de informatie op de medicijnen.
Beantwoord de vragen.
VOOR, TIJDENS of NA de maaltijd?

Slide 29 - Tekstslide

blz. 273 tot 275
Ik oefen extra!
Kan je de oefeningen al zelf maken?

Slide 30 - Tekstslide