Paragraaf 1.4: Chromosomen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Paragraaf 1.5/1.7: Gezonde luchtwegen en roken en blowen

Welkom allemaal!

Let op de volgende punten:

• Pak je laptop erbij (lesson up app)
• Schrift en pen voor aantekeningen
• Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Wat gaan we doen?

• Herhaling 1.3: Cellen van planten en dieren

• Uitleg paragraaf 1.4: Chromosomen

• Zelfstandig werken opdrachten 1.4

Benoem de overeenkomsten en verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen

Welk celorganel(len) zorgt voor stevigheid in de plantencel

1. De celkern
2. De celwand
3. De vacuole
4. De celwand en de vacuole

Wat waren plastiden ook alweer? En benoem de 3 verschillende soorten plastiden.

 Chromosomen

Wat weet jij al over DNA?

Lesdoel

4.1 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven

Chromosomen

In de celkern liggen chromosomen.

Chromosomen zijn opgebouwd uit  DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Elke lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

chromosomen 

• Dit is een chromosomenportret
• Mensen hebben 23 paren chromosomen.
• Totaal 46 chromosomen.
• De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.

In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel gaat zich delen.

Geslachtscel en Lichaamscel

• Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 

Aan de slag!

Paragraaf 1.4: Opdracht 1 t/m 6

Opdrachten niet af --> huiswerk

Nabespreking:

• Zijn er nog vragen?

• Hoe vonden jullie de les?

Tot slot:

Schuif je stoel aan

en

Ruim je afval op

Tot de volgende les!