H4 - Modalverben o.v.t.

 Grammatik - Modalverben o.v.t.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 Grammatik - Modalverben o.v.t.

Slide 1 - Tekstslide

Montag, den 12. April 2021 
Planung der ersten Stunde 

Video - das Lied Jerusalema
    
Grammatik: Kapitel 4
  • Wiederholung: Modalverben o.t.t.
  • Neu: Modalverben o.v.t.
  • Selbstständig machen: Paragraf C: Grammatik Aufgabe 11 bis 14 und 16 
Ziele

  • Je kunt een eenvoudige Duitse reportage over een alledaags onderwerp begrijpen.

  • Je beheerst de Modalverben in de o.t.t.

  • Je kunt de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd gebruiken.



Slide 2 - Tekstslide

5

Slide 3 - Video

0

Slide 4 - Video

00:31
. „Jerusalema“ wurde zum Hit, nachdem ...
A
Der Choreograf die Choreographie veröffentlichte.
B
Tänzer aus Angola ein Video online stellten.
C
eine Flughafenangestellte aus Riga dazu tanzte.

Slide 5 - Quizvraag

01:08
Kelechi Onyele sagt, dass „Jerusalema“ ...
A
Menschen wieder auf die Straße tanzen lässt.
B
für 1,5 Meter Abstand beim Tanzen sorgt.
C
den Menschen während der Corona-Pandemie Mut macht.
D
die Kraft hat, Menschen zusammenzubringen

Slide 6 - Quizvraag

01:44
Der Sprecher sagt, dass „Jerusalema“ 2020 …
A
die einzige Dance-Challenge war, die im Internet Erfolg hatte.
B
eigentlich ein altes Lied ist, dass erst 2020 bekannt wurde
C
einer von vielen Songs war, die zu einer Dance-Challenge wurden.

Slide 7 - Quizvraag

02:21
Kelechi Onyeles Choreographie zu „Jerusalema“ besteht aus ...
A
sechs mal vier Schritten und einem Wechselschritt
B
vier Schritten und einem Wechselschritt.
C
vier Schritten.

Slide 8 - Quizvraag

02:48
Kelechi Onyele sagt, dass…
A
Gefühle Bewegung verursachen können
B
Bewegung und Gefühle eins sind.
C
Bewegung Gefühle verursachen kann.

Slide 9 - Quizvraag

Modalverben?
Weißt du es noch?

Slide 10 - Tekstslide

Was sind Modalverben?

Modalverben = modale werkwoorden


  • Gebruik je een modaal werkwoord in een zin, dan komt er meestal nog een heel werkwoord (infinitief) bij. 

  • Een modaal werkwoord geeft een bepaalde houding ten opzichte van het andere werkwoord aan, zoals noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid en het ontbreken van noodzakelijkheid dan wel verplichting. Bijvoorbeeld:
       --> Wij kunnen een ijsje kopen.
       --> Jullie mogen in de zee zwemmen.
       --> Zij zouden graag de menukaart willen zien.
       --> Wij lusten pizza. 


Slide 11 - Tekstslide

dürfen
können
müssen
wissen
sollen
wollen
mögen
möchten
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
weten
moeten (wil van ander)
willen
leuk vinden, lusten
willen (wens)

Slide 12 - Sleepvraag

Let op: betekenis
  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, lekker vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, aanrading, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)
  • möchten (= zou graag willen - geen modaal ww)

Slide 13 - Tekstslide

Welke kenmerken hebben de modale werkwoorden? Weet je 2?

Slide 14 - Open vraag

Kenmerken Modalverben o.t.t.
  • Ze hebben bijna allemaal een klinkerwisseling in de enkelvoudsvormen (ich, du, er/sie/es).

  • De uitgangen zijn onregelmatig: wijken af in vergelijk met de zwakke werkwoorden (ich/er, sie, es krijgen geen uitgang). 



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

1. Kinder ____ oft (vaak) keine Gemüse
2. Der Mann ___ ein Buch kaufen.
3. Ich ___ die Antwort nicht.
4. Wir ___ das Hotel nicht finden.
5. "Du ___ dein Zimmer aufräumen!"
6. Man ___ hier nicht rauchen. 
7. Alle Menschen ___ atmen. 
8. "___ Sie etwas trinken?"
weiß
sollst
mögen
darf
will
können
möchten
müssen

Slide 17 - Sleepvraag

Modalverben o.t.t.
können
dürfen
wollen
wissen
ich
-
kann
darf
will
weiß
du
-st
kannst
darfst
willst
weißt
er,sie,es
-
kann
darf
will
weiß
wir
-en
können
dürfen
wollen
wissen
ihr
-t
könnt
dürft
wollt
wisst
sie/Sie
-en
können
dürfen
wollen
wissen

Slide 18 - Tekstslide

Modalverben o.t.t.
mögen
müssen 
sollen
möchten
ich
-
mag
muss
soll
möchte
du
-st
magst
musst
sollst
möchtest
er,sie,es
-
mag
muss
soll
möchte
wir
-en
mögen
müssen
sollen
möchten
ihr
-t
mögt
müsst
sollt
möchtet
sie/Sie
-en
mögen
müssen
sollen
möchten

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken Modalverben o.v.t.
  • In de verleden tijd (en het voltooid deelwoord)  komt bij modale werkwoorden nooit een umlaut.

  • De uitgangen in de verleden tijd zijn gelijk aan de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd: 
       ich = stam + te
       du = stam + test
       er/sie/es = stam + te
       wir = stam + ten
       ihr = stam + tet
       sie/Sie = stam + ten

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Kapitel 4 - Paragraf C: Grammatik
Machen: Aufgabe 11 bis 14 und 16  auf der Website von Neue Kontakte. 
Klappt das nicht? Dann Foto deiner Antworten in Teams! 

15 Minuten 
Fertig = Slim stampen / Lernen Lernliste A und B 

Slide 23 - Tekstslide

Ziel Erreicht?

(wollen , o.v.t.) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 24 - Quizvraag

Ziel erreicht?

(dürfen, o.v.t.) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
darftest
C
durftest
D
willt

Slide 25 - Quizvraag

Ziel erreicht?

(wissen, o.v.t.) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte

Slide 26 - Quizvraag

Wie geht es bis jetzt mit den Modalverben?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Nächste Stunde
  • Lesestrategien und üben lesen

Slide 28 - Tekstslide