In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Schrijf een verslag
Thema Vrije tijd
Taak 6
Slide 1 - Tekstslide
Wat ga je leren vandaag?
Vandaag leren we hoe je een verslag schrijft van een wedstrijd.
Je gebruikt korte zinnen en let goed op de werkwoorden.
Aan het einde van de les kun je een verslag schrijven dat alle belangrijke informatie over de wedstrijd bevat.
Praat erover
Wat is een wedstrijd?
Welke sporten ken je?
Heb je ooit een wedstrijd gezien of gespeeld? Wat gebeurde er?
Bij een voetbalwedstrijd spelen twee teams. Het team met de meeste punten wint.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe schrijf je een verslag?
Een verslag geeft informatie over wat er gebeurd is.
Een verslag heeft een begin, midden en eind.
Je gebruikt korte zinnen
Je schrijft in de tegenwoordige tijd (Het team speelt goed.)
A2
Een verslag geeft informatie over wat er gebeurd is.
Een verslag heeft een inleiding, kern en slot.
Je oefent met samengestelde zinnen (gebruik en, omdat, want)
Je schrijft in de tegenwoordige tijd maar ook in de verleden tijd (Het team speelde goed)
Voorbeeld
De wedstrijd is volleybal. Team A speelt tegen Team B. De wedstrijd is in de gymzaal. Ik ben scheidsrechter. Team A wint. Ze krijgen een beker. De organisatie is goed.
Slide 3 - Tekstslide
De wedstrijd is volleybal. Team A speelt tegen Team B. De wedstrijd is in de gymzaal. Ik ben scheidsrechter. Team A wint. Ze krijgen een beker. De organisatie is goed.
Opdracht:
A1: verdeel de tekst in een begin, midden en eind.
A2: verdeel de tekst in een inleiding, kern en slot en schrijf de werkwoorden in de verleden tijd.