Thema 3.1 organismen ordenen 1 KGT

Organismen ordenen 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Organismen ordenen 

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen 
Je kunt de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
Je weet wanneer organismen tot dezelfde soort behoren.  

Slide 2 - Tekstslide

wat zijn organismen

Slide 3 - Open vraag

Dierlijke en plantaardige cellen
Alleen plantaardige cellen
Bladgroenkorrel
Celkern
Celwand
Celmembraan
Vacuole

Slide 4 - Sleepvraag

groepen maken 
Je kunt dieren verdelen in verschillende groepen. Je kunt dan kijken naar de kleur, hoeveel poten ze hebben of wat voor huid een dier heeft. 

Je kijkt dan naar de kenmerken van een dier. 

Slide 5 - Tekstslide

vier groepen 
- dieren 
- planten 
- schimmels 
- bacteriën 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

cellen van de vier groepen
  • Dieren hebben geen celwand.
  • Planten hebben bladgroenkorrels.
  • Schimmels hebben geen bladgroenkorrels, maar wel een celkern en een celwand.
  • Bacteriën hebben geen celkern. 

Slide 9 - Tekstslide

Soorten 
Een groep dieren kun je verder indelen in kleinere groepen. Bijvoorbeeld insecten, vogels, vissen enz. 
Ook kun je de groepen weer indelen in een kleinere groep. Dit noemen we een soort. 
Voorbeelden zijn honden, een labrador en een poedel. 
Dieren van dezelfde soort kunnen zich voortplanten.

Slide 10 - Tekstslide

Betekent ordenen indelen in groepen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Organismen kun je indelen in vier grote groepen. Welke groepen zijn dat?
A
Mensen, dieren, planten en organismen
B
Mensen, dieren, planten en virussen
C
Dieren, planten, schimmels en bacteriën
D
Virussen, planten, dieren en schimmels

Slide 12 - Quizvraag

Bladgroenkorrels kunnen als kenmerk gebruikt worden om organismen in te delen in vier groepen.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een kenmerk?
A
het grootste orgaan van een plant
B
een eigenschap waaraan je een plant kunt herkennen
C
de manier waarop je een plant moet zaaien
D
de naam van een plant

Slide 14 - Quizvraag

Cellen van dieren hebben een celwand
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

waar of niet waar?
Een planten cel heeft bladgroenkorrels, een celkern en een celwand
A
waar
B
nietwaar
C
weet ik niet

Slide 16 - Quizvraag

Hebben planten en schimmels een celkern?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Vier rijken
Alle organismen kun je verdelen in 4 groepen. 
Deze noem je rijken: 
plantenrijk, 
dierenrijk, 
schimmelrijk 
bacteriën

Slide 18 - Tekstslide

exit ticket: Noem de 4 groepen waarin je organismen kunt verdelen

Slide 19 - Open vraag

einde 

Slide 20 - Tekstslide