1HV 3.9 Spelling - pvvt en meervoud

                            De les Nederlands is
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 42 min

Onderdelen in deze les

                            De les Nederlands is

Slide 1 - Tekstslide

Klascodes invoeren
Classroom: geaxxui

Talent: 682129
 

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht inleveren donderdag 13 februari

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je?


fictielezen
spelling pvvt bij zwakke werkwoorden
meervoud zelfstandig naamwoorden (zn)


Slide 4 - Tekstslide

Fictielezen

Slide 5 - Tekstslide

Kampioen (werkwoord)spelling?

Paragraaf 3.9 Spelling
opdrachten 1, 2, 9, 10, 11 maken
en nakijken
3 regels werkwoord
spelling

Slide 6 - Tekstslide


§1.9 Spelling
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Ik loop.

Slide 7 - Tekstslide




Regel:
1. stam = werkwoord - en
2. ik-vorm aanpassen?
3. Ik-vorm (+t) 
     óf infinitief bij meervoud
.


Voorbeeld:
1.   lop
2. ik loop
3.  jij / hij / zij / u loopt
      wij / zij / jullie lopen
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
 in het enkelvoud en meervoud

Slide 8 - Tekstslide

§2.9 Spelling
persoonsvorm verleden tijd - 
sterke  of klankveranderende werkwoorden
Ik liep.

Slide 9 - Tekstslide








klankveranderend in de verleden tijd
 De persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
bij sterke werkwoorden
lopen --> liepen

Slide 10 - Tekstslide

§3.9 Spelling
persoonsvorm verleden tijd - 
zwakke of klankvaste werkwoorden
Ik fietste.

Slide 11 - Tekstslide








klankvast in de 
verleden tijd

 De persoonsvorm verleden tijd bij zwakke werkwoorden
fietsen - fietsten

Slide 12 - Tekstslide


Twijfel je over +te(n) / de(n) bij klankvaste, zwakke werkwoorden?

Gebruik een ezelsbruggetje, zoals 't ex-kofschip!

Slide 13 - Tekstslide

e
T KoFSCHiP X

Slide 14 - Tekstslide



Regel:
1Zit de laatste medeklinker van de stam in 'eX-KofSCHiP?  
1.Ja! Schrijf ik-vorm + te(n)
2. Nee? ik-vorm + de(n)


.

Voorbeelden:
gooien-gooi-gooide(n)

verhuizen-verhuiz-verhuisde(n)

relaxen-relax-relaxte(n)
 De persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
bij zwakke werkwoorden spellen

Slide 15 - Tekstslide

't sexy fokschaap
t' xtc koffieshopje
't taxikofschip
't ketchuptaxietje

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Extra grammatica en spelling oefenen? 
www.jufmelis.nl, www.cambiumned.nl, www.beterspellen.nl 

Slide 20 - Tekstslide

Format 2
Meervoudsvormen en bijzondere meervoudsvormen

Slide 21 - Tekstslide

Meervoud zelfstandige naamwoorden
paragraaf 2.9 Spelling

De drie belangrijkste manieren om het meervoud te spellen zijn toevoegen van: -en, -s of -’s. 
Soms moet je een letter toevoegen, veranderen of weglaten voor de uitspraak van het woord.

Elise verzorgt paarden, ezels en pony’s.
In de bibliotheek wonen ratten, beren en muizen.

Slide 22 - Tekstslide

Meervoud op -'s
paragraaf 2.9 Spelling
  • Je schrijft -’s als het zelfstandig naamwoord eindigt op een lange klinker die je met één letter schrijft:
    -a, -o, -u, -i of -y:
     opa – opa’s; piano – piano’s; paraplu – paraplu’s; ski – ski’s; pony – pony’s

  • Je schrijft ook -'s bij afkortingen die niet eindigen op -s of -x.
      dvd – dvd's; cv – cv's

  • Schrijf je de lange klinker met meer letters of met een letter met een accent, dan eindigt het meervoud op -s:
    shampoo – shampoos; cowboy – cowboys; café – cafés

Slide 23 - Tekstslide


Als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt, krijg je wel -en aan het woord vast. Deze vorm komt vaker voor.
  • de knie - de knieën
  • de allergie - de allergieën

Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je geen extra -e. 
Deze vorm komt minder vaak voor.
  • de bacterie - de bacteriën
  • de olie - de oliën   

Woorden die in het enkelvoud eindigen op -ee krijgen -ën erachter (je schrijft dan dus 3x een e achter elkaar met de puntjes op de letter waar een nieuwe klank moet beginnen).
  • idee - ideeën
  • trofee - trofeeën







Meervoud op -ieën en -iën
paragraaf 3.9 Spelling

Slide 24 - Tekstslide

  • Zelfstandig naamwoorden uit het Latijn: eindigend op -us
Deze woorden krijgen vaak in het meervoud de uitgang -i in plaats van de uitgang -us, zoals de volgende woorden:
musicus - musici
syllabus - syllabi

  • Zelfstandig naamwoorden uit het Latijn: eindigend op -um
Deze woorden krijgen vaak in het meervoud de uitgang -a in plaats van de uitgang -um, zoals de volgende woorden:
museum - musea
datum - data

  • Zelfstandig naamwoorden uit het Latijn: eindigend op -ix
Deze woorden krijgen vaak in het meervoud de uitgang -ices in plaats van de uitgang -ix, zoals de volgende woorden:
mentrix - mentrices
rectrix - rectrices

Zelfstandige naamwoorden uit het Latijn
paragraaf 3.9 Spelling

Slide 25 - Tekstslide

Geen huiswerk of de opdrachten 1-7 + 11  uit 3.9 Spelling afmaken ;)

Slide 26 - Tekstslide

Wat?
§3.9 Spelling: maken 1 t/m 7 + 11 en nakijken
Hoe?
Stil alleen of samen fluisteren
Hulp?
klasgenoot, boek, Straver
Resultaat?
Nu maken, dus geen huiswerk!
Leerdoel
Spelling pvvt bij zwakke werkwoorden
meervoud zn
Klaar?
Lezen
Taak week 6

Slide 27 - Tekstslide

Wat weet je nu?

Slide 28 - Tekstslide

Wat weet je nu?

persoonsvorm tegenwoordige tijd en
verleden tijd bij sterke en zwakke werkwoorden

meervoud zelfstandig naamwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Volgende keer
Succes 
en
 tot de volgende keer!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Terugblik: § 3.8 Grammatica woordsoorten

Slide 32 - Tekstslide

blz. 185


Soms is het kww 'blijven' een zww!
De terminator is in het gebouw gebleven. 
is = hww, gebleven = zww (verblijven)

Slide 33 - Tekstslide



Soms is het kww 'blijven' een hww!
Ze blijft grimmig lachen. 
blijft = hww, lachen = zww
is = hww, gebleven = zww

Slide 34 - Tekstslide

De Olympische winterspelen 2022 in China
  • Bedenk en schrijf zes zinnen los onder elkaar.
  • Gebruik twee zelfstandige werkwoorden (zww), twee  hulpwerkwoorden (hww) en twee koppelwerkwoorden (kww).
  • Ruil met een klasgenoot.
  • Benoem de zww, hww en kww in elkaars tekst.
  • Kijk samen jullie teksten na.
timer
5:00000

Slide 35 - Tekstslide

BINGO
Luister naar het woord en schrijf het woord op jouw kaart als je denkt 
het woordsoort te horen. 
(Voegwoord = signaalwoord)

We beginnen met 1 rijtje vol.

Slide 36 - Tekstslide