Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zinsontleden kader 3
Zinsontleding
Nederlands
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 1,3
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Keuzebord zinsontleding:
Kies de kleur van de onderdelen waarmee je wilt oefenen:
zinsdelen
Bestudeer de dia's met een paarse stip als je meer wilt oefenen met zinsdelen.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
persoonsvorm
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met de persoonsvorm.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
onderwerp
Bestudeer de dia's met een gele stip als je meer wilt oefenen met het onderwerp.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
werkwoordelijk gezegde
Bestudeer de dia's met een oranje stip als je meer wilt oefenen met het werkwoordelijk gezegde.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
lijdend voorwerp
Bestudeer de dia's met een groene stip als je meer wilt oefenen met het lijdend voorwerp.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
meewerkend voorwerp en bepalingen
Bestudeer de dia's met een rode stip als je meer wilt oefenen met het meewerkend voorwerp en de bepalingen.
Bekijk het filmpje en maak de opdrachten in je werkboekje.
Slide 2 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit wat een persoonsvorm is
Slide 3 - Open vraag
Werkwoords-
vormen
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heet het belangrijkste werkwoord in een zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest
Slide 11 - Quizvraag
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?'
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd voor een woord?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 16 - Tekstslide
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 17 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 18 - Quizvraag
Leg nu in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Video
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 21 - Tekstslide
Leg nu in je eigen woorden uit wat het onderwerp is
Slide 22 - Open vraag
Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Onderwerp
Zoek de persoonsvorm
Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 25 - Tekstslide
Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): tijdsproef / getalproef
- Werkwoordelijk gezegd (WWG): PV + alle werkwoorden in de zin
- Onderwerp (OND): vraag WIE of WAT + wwg
Slide 26 - Tekstslide
Leg nu in je eigen woorden uit wat het lijdend voorwerp is
Slide 27 - Open vraag
Lijdend voorwerp
Wie/wat + onderwerp + gezegde?
Slide 28 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via Whats-app.'
A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 32 - Quizvraag
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 33 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Aan
wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 34 - Tekstslide
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
1. Zoek eerst de
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 35 - Tekstslide
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 36 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 37 - Quizvraag
Wat moet je weten en kunnen?
Zinsdelen
Het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
Het onderwerp in een zin benoemen
Het lijdend voorwep kunnen vinden
Het meewerkend voorwerp
De bijwoordelijke bepalingen
Slide 38 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
Je moet eerst de andere stappen doorlopen.
Je mag pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!
Slide 39 - Tekstslide
Wat heb je geleerd tijdens het onderdeel van jouw keuze?
Slide 40 - Open vraag
Zinsontleden
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Zinsontleden
Oktober 2018
- Les met
47 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zinsontleden
November 2018
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
zinsontleden - differentiatie
Januari 2022
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
zinsontleden - differentiatie
September 2018
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
EVE Klas 2 Taalverzorging: Zinsontleding voorkennis
September 2018
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
Zinsontleden
18 dagen geleden
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleding herhaling
Januari 2018
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
Zinsontleden
November 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2