Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Figuurlijk taalgebruik Woordenschat (1)
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Tekstslide
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Letterlijk betekent dat je met woorden precies zegt wat je bedoelt.
Figuurlijk betekent dat je met woorden iets anders bedoelt dan je letterlijk zegt.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 4 - Quizvraag
Letterlijk of figuurlijk?
Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 5 - Quizvraag
Letterlijk of figuurlijk?
De tandarts zei dat er een gat in mijn kies zit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 6 - Quizvraag
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 7 - Quizvraag
Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Slide 8 - Open vraag
Met de gebakken peren zitten.
A
Iets belangrijks, een kans mislopen.
B
Iets zeggen wat men niet had moeten zeggen.
C
Met de vervelende gevolgen van iets blijven zitten.
Slide 9 - Quizvraag
Het hoofd boven water houden.
A
Zich honderd procent, volledig inzetten om iets te bereiken.
B
Iedereen moet werken voor zijn brood.
C
Zich redden, niet ten onder gaan.
Slide 10 - Quizvraag
Het gaat niet over rozen.
A
Er heerst aldoor armoede.
B
Het gaat gepaard met problemen, het gaat niet probleemloos.
C
Iets belangrijks, een kans mislopen.
Slide 11 - Quizvraag
Uit de hand lopen.
A
Te ver gaan.
B
Zich scherp en vinnig verweren.
C
Erg lang duren.
Slide 12 - Quizvraag
De hand dicht mogen knijpen.
A
Overal tegenin gaan, dwars zijn.
B
Heel blij en dankbaar mogen zijn voor iets.
C
Genoegdoening krijgen.
Slide 13 - Quizvraag
Onder één hoedje spelen.
A
Samenspannen, samenzweren.
B
Een leugen komt altijd uit.
C
Armoede die niet opvalt.
Slide 14 - Quizvraag
Een kind kan de was doen.
A
Ook als iets onmogelijk lijkt, kan het toch gebeuren.
B
Dat is heel gemakkelijk.
C
Overbodig werk doen.
Slide 15 - Quizvraag
Isa is ook altijd de sigaar.
Wat betekent bovenstaande zin?
Slide 16 - Open vraag
Bo en haar moeder zijn als twee druppels water.
Wat betekent bovenstaande zin?
Slide 17 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
2tl hfd 2 Figuurlijk taalgebruik Woordenschat (1)
November 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Letterlijk en figuurlijk
September 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
November 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
Januari 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
April 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
Januari 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
Mei 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
Juni 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2