Woordenboekgebruik

Woordenboekgebruik
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woordenboekgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WORTVERSTÄNDNIS
BETEKENIS HERLEIDEN UIT :
  • bekende taal : steigende = stijgende (NL)
                                      Garten = tuin (EN -garden)
  • deel van het woord is bekend : Jahrespressekonferenz -
       Jahr - Pressekonferenz = jaarlijkse persconferentie
       erleichtern - leicht = makkelijk ------> makkelijker maken
  • uit de context opmaken
                                      

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde woorden
In het Duits komen samengestelde woorden veel vaker voor dan in het Nederlands.
Voor de vertaling zal je deze Duitse woorden in het Nederlands moeten omschrijven.
entwerten : ent = ont-     werten =waarden ------> "ontwaarden" bij bv een treinticket -------> afstempelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenboek gebruik
  • zelfst. nw. + vervoegde ww.vormen = basisvorm
  • veel woorden hebben meerdere betekenissen; kijk alle betekenissen door om te bepalen welke het beste bij de zin past
  • uitdrukkingen en spreekwoorden zijn te vinden bij het zelfst.naamwoord of ww. dat centraal staat
  • lange woorden = samenstellingen (zoek de losse delen op)
  • soms is het handig om ook het NL woordenboek bij de hand te hebben (bijv. inkompatibel  = 'incompatibel '): niet kunnen samengaan, niet verenigbaar

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan woordenboekgebruik
  1. Context
  2. Andere taal?
  3. Deel woord. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was bedeutet das Wort Ärmel in :
Die Ärmel sind lang?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

bügeln: Ich habe gestern gewaschen und muss die Wäsche jetzt noch bügeln.

Slide 7 - Open vraag

Gestern; dus niet ophangen/drogen. 
Umtauschen: Die Hose habe ich gestern gekauft, aber sie ist doch zu klein. Ich möchte sie umtauschen

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

naschen: Die Kinder naschen gerne Süßigkeiten.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

gesiezt und geduzt: Werden Großeltern in den Niederlanden gesiezt oder geduzt?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mangel: Der Mangel an Medikamenten gegen Malaria verursachte große Probleme.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pak altijd een woordenboek als...
  • het woord in de vraag staat (ook bij citaten!) 
  • het een Signaalwoord of belangrijk woord in de antwoordopties is
  • het woord in het bewijs staat 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opzoek tips 
Zoek op juiste woordsoort op 
> werkwoord bv Julia klang ganz normal am Telefon
(ww klingen) 
> zelfstanding naamwoord (geschreven met Hoofdletter) 
> bijvoegelijk naamwoord (zegt iets over znw) 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zoek 

check of de vertaling goed in de context past 
zoek ß op bij ss 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe: woordenboek 
zoek de volgende woorden op in het woordenboek:
  • gefroren
  • Straßenverkehrsordnung
  • Anfängerfehler


--> Fertig? Mache den Text E7, E9, E10.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies