1. Dieren hanteren, voeren of verzorgen alleen met toestemming van de docent.
2. Voor je naar de dieren gaat én als je klaar bent: handen wassen met water en zeep.
3. Haren vastbinden en geen sierraden om.
4. Respectvol met de dieren omgaan.
5. Respectvol met de spullen omgaan.
6. De deuren naar de dierverblijven altijd sluiten.
7. Alle spullen opruimen op de juiste plaats en alles netjes achterlaten.
8. Bijzonderheden melden bij docenten dierhouderij.