Ieder persoon heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. De bekendste indeling in bloedgroepen is A, B, AB, en 0 (nul). Deze indeling is gebaseerd op antigenen die voorkomen op de celmembranen van de rode bloedcellen. Deze antigenen worden bloedfactoren genoemd. Twee belangrijke bloedfactoren zijn antigeen A en antigeen B. Iemand met bloedgroep A heeft antigeen A op de rode bloedcellen. Deze persoon heeft in het bloedplasma antistof tegen antigeen B, dus anti-B. Iemand met bloedgroep B heeft antigeen B. Deze persoon heeft in het bloedplasma antistof A, dus anti-A. Iemand met bloedgroep AB heeft antigeen A en B. Deze persoon heeft dus geen antistoffen in het bloedplasma. Iemand met bloedgroep 0 heeft geen (nul) antigenen en dus zowel anti-A als anti-B. In de afbeelding op slide 14 zie je een overzicht van de bloedgroepen en de antistoffen.