Wat moet je kennen voor de toets Nederlands (hoofdstuktoets 5) tijdens de toetsweek.
Je kunt de paragrafen Lezen, Woorden en Spelling oefenen via hoofdstuk 5 van Max Online (test jezelf en woordtrainer) Het onderdeel grammatica kun je zelfstandig oefenen via Max Online, hoofdstuk 1 (test jezelf)
Toets Nederlands (toetsweek)
Slide 2 - Tekstslide
Lezen (5.3) - Herkennen tekstdoelen informeren, amuseren, overtuigen en activeren. - Herkennen van de functies van de inleiding en het slot in een tekst. - Een samenvatting maken met behulp van de kernzinnen uit een tekst.
Woorden (5.5) - De betekenissen kennen van de 25 nieuwe woorden - Herkennen van spreekwoorden en uitdrukkingen.
Grammatica - Herkennen van de persoonsvorm(pv), het onderwerp (O) en het werkwoordelijk gezegde (wg) in een zin.
Spelling (5.8) - Correct schrijven van werkwoorden in tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt), en voltooid deelwoord(vd). - Correct schrijven van Engelse werkwoorden. - Correct gebruik van de apostrof bij meervoud, bezitsvorm, verkleinwoorden en na cijfers.
Slide 3 - Tekstslide
Wat je moet weten over werkwoordspelling
Hoe je het schrijft in de tegenwoordige tijd (tt), de verleden tijd (vt) en de voltooide tijd (vd - het voltooid deelwoord)
Wanneer een werkwoord een zwak werkwoord is of een sterk werkwoord.
5.8 Spelling
Werkwoordspelling
Even een stukje herhaling
Slide 4 - Tekstslide
Je hebt geleerd hoe je de tegenwoordige tijd (tt) en de verleden tijd (vt) schrijft van een zwak werkwoord.
Bijvoorbeeld:
tt: ik fiets - hij fietst - wij fietsen vt: ik fietste - hij fietste - wij fietsten
tt: ik ren - hij rent - wij rennen vt: ik rende - hij rende - wij renden
5.8 Spelling
Werkwoordspelling
Even een stukje herhaling
Slide 5 - Tekstslide
Je hebt geleerd hoe je de tegenwoordige tijd (tt) en de verleden tijd (vt) schrijft van een sterk werkwoord. Bijvoorbeeld:
tt: ik zwem - hij zwemt - wij zwemmen
vt: ik zwom - hij zwom - wij zwommen
5.8 Spelling
Werkwoordspelling
Even een stukje herhaling
Slide 6 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord (vd) is ook een vorm van het werkwoord. Het staat vaak achter aan in de zin.
Een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, her-, ver- of ont-.
In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal ' een pv van 'hebben', 'zijn' of 'worden.
5.8 Spelling
Werkwoordspelling - voltooid deelwoord
Even een stukje herhaling
Slide 7 - Tekstslide
het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op een -d of een -t.
Maak het woord langer, dan hoor je of het -d of -t moet zijn.
Ik heb een voldoende voor Nederlands gehaald =>haalde - de gehaalde voldoende
Zij heeft het cadeau ingepakt => pakte - het ingepakte cadeau
De patient was in het ziekenhuis verzorgd => verzorgde - de verzorgde patient.
5.8 Spelling
Werkwoordspelling - voltooid deelwoord
Slide 8 - Tekstslide
het voltooid deelwoord van sterk werkwoorden schrijf je zoals je het zegt:
We hebben lekker gezwommen.
Dat had ik nooit gedacht.
Ik heb een nieuwe fiets gekregen.
5.8 Spelling
Werkwoordspelling - voltooid deelwoord
Slide 9 - Tekstslide
Let op: Soms klinkt het voltooid deelwoord hetzelfde als het woord in de tegenwoordige tijd. Toch schrijf je het anders: