Quiz tijdvak 5 en 6

Herhaling tijdvak 5 en 6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling tijdvak 5 en 6

Slide 1 - Tekstslide

Renaissance betekent
A
nieuwe interesse voor de oudheid
B
nieuwe interesse voor andere werelddelen
C
nieuwe interesse voor het geloof
D
nieuwe interesse voor de kunst

Slide 2 - Quizvraag

Humanisme betekent
A
Leven waarin god centraal staat
B
Leven waarbij de mens centraal staat
C
Godsdienst waarbij de natuur belangrijkst is
D
Een ander woord voor reformatie

Slide 3 - Quizvraag

Waardoor verspreidde de reformatie snel over Europa?


A
Postbodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 4 - Quizvraag

Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 5 - Quizvraag

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 6 - Quizvraag

De WIC was onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning

Slide 8 - Quizvraag

Tijdvak 5 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 9 - Quizvraag

Aan wie legt een absoluut vorst verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel

Slide 10 - Quizvraag

De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 13 - Quizvraag

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverden meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 14 - Quizvraag

Met welke twee uitspraken is Luther het eens?
A
Iedereen moet de bijbel lezen
B
Een plek in de hemel is te koop
C
Er moet een Protestantse kerk komen
D
De paus bepaalt niet wie er in de hemel komt

Slide 15 - Quizvraag

Welke twee zinnen zijn juist?
A
Erasmus' kritiek was vergelijkbaar met Luther
B
Luther vertaalde de bijbel in het Nederlands
C
Een ander woord voor hervorming is Renaissance
D
Zonder boekdrukkunst had Luther veel minder aanhangers gehad

Slide 16 - Quizvraag

In welke twee grote groepen raakte het christendom door de Reformatie verdeeld?


A
katholieken en luthersen
B
protestanten en gereformeerden
C
protestanten en katholieken
D
calvinisten en katholieken

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee oorzaken zijn juist voor het uitbreken van de Nederlandse opstand?
A
Belastingdruk
B
Kettervervolgingen
C
Centralisatiepolitiek
D
Renaissance

Slide 18 - Quizvraag

Veel van de buitenlandse geleerden als Descartes kwamen naar Nederland, waardoor de cultuur tot bloei komt. Waarom kwamen ze juist naar de republiek?
A
hier was gewetensvrijheid
B
hier spreken mensen veel talen
C
Hier was iedereen gelijk
D
Hier was het klimaat beter

Slide 19 - Quizvraag

Welke stad was op economisch gebied het meest belangrijk in de Republiek?
A
Aken
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Harlingen

Slide 20 - Quizvraag