Weihnachten klas 1
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Welke 2 namen worden ook gebruikt voor ‘Lebkuchen’?
A
Pfefferkuchen / Gewürzkuchen
B
Gewürzkuchen / Mandelkuchen
C
Mandelkuchen / Pfefferkuchen
Slide 4 - Quizvraag
Hoe groot moeten de printen zijn?
A
10 x 5 cm
B
8 x 4 cm
C
8 x 3 cm
Slide 5 - Quizvraag
In hoeveel landen worden de Printen geëxporteerd?
A
6
B
16
C
60
D
160
Slide 6 - Quizvraag
Hoe worden de Lebkuchen gemaakt?
A
machinaal
B
met de hand
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel machines worden gebruikt voor het maken van Lebkuchen?
A
1
B
2
C
3
Slide 8 - Quizvraag
Welke grondstoffen worden genoemd?
A
marsepein / peper / suiker
B
marsepein / honing / peper
C
honing / peper / suiker
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer waren er voor het eerst Printen met chocola?
A
1860
B
1870
C
1890
Slide 10 - Quizvraag
Waarom ligt er een kruis tussen de Printen?
A
partij is gekeurd
B
partij is goed
C
partij is slecht
Slide 11 - Quizvraag
welke grondstoffen genoemd worden (3):
A
peper / nootmuskaat / suiker
B
koriander / peper / nootmuskaat
C
koriander / nootmuskaat / suiker
Slide 12 - Quizvraag
In welk deel van Duitsland eet men de meeste Lebkuchen?
A
noorden
B
westen
C
zuiden
Slide 13 - Quizvraag
Voor hoeveel dagen heeft men genoeg aan 50 ton chocola?
A
een dag
B
twee dagen
C
een week
Slide 14 - Quizvraag
Hoe worden de Aachener Printen gemaakt?
A
machinaal
B
met de hand
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer worden de meeste Lebkuchen gegeten?
A
in de zomer
B
in de herfst
C
in de tijd rond kerst
