3) Motiveren en gedragsverandering

3) Motiveren en gedragsverandering
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3) Motiveren en gedragsverandering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel van vandaag;
  • Je kunt uitleggen hoe je doelgericht communiceert door gedrag te beïnvloeden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beïnvloeden van gedrag
Om te weten hoe je gedrag kunt beïnvloeden, moet je eerst weten wat gedrag is. 

Gedrag is het geheel aan acties en reacties die een mens heeft op zijn omgeving. Gedrag is vaak onbewust, je denkt er niet over na. 

Maar een mens is ook in staat bewust bepaald gedrag in te zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Kan iemand een voorbeeld noemen?

Farina is van nature vrolijk en spontaan. Dit past ze, zonder erbij na te denken, steeds toe bij de begroeting van een zorgvrager. Dit is onbewust gedrag. Als ze merkt dat haar gedrag bij meneer Klaassen niet werkt, past ze haar gedrag aan: bewust benadert ze hem anders dan ze in andere situaties zou doen. Dit is bewust gedrag.
6 Stadia van gedragsverandering

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 1 Voorbeschouwing
  • Verandering van gedrag wordt niet overwogen
  • Niet of onvoldoende bewust van risicogedrag 
  • Niet overtuigd dat voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de nadelen

“De kans dat ik ziek word van roken is minimaal”


Slide 5 - Tekstslide

Gedragsverandering is niet vanzelfsprekend een doorlopend proces.

Op papier lijkt de gedragsverandering uitgebeeld te worden als een doorlopend proces. Met succes door de eerste fase betekent dan automatisch terechtkomen in de tweede fase, en zo door elke fase naar het eindpunt. Voor de meeste mensen is dit geen realiteit. 

Terugval kan bijvoorbeeld in iedere fase plaatsvinden.

Stadia 2 Overpeinzing en ambivalentie 
  • Ambivalentie is een gespleten gevoel (dubbel gevoel). Je wil iets, en je wil het tegelijkertijd ook niet
  • Verandering van gedrag wordt overwogen
  • Bewust van risicogedrag 
  • Balans en afweging  (voor- en nadelen huidig en nieuw gedrag)
  • Nog geen concrete plannen voor gedragsverandering

“Ik maak me soms zorgen over mijn rookgedrag, maar ik vind het ook lekker”





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 3 Voorbereiden/beslissen
  • Is nu bewust van risicogedrag
  • Meestal overtuigd van voordelen gedragsverandering
  • Wil graag veranderen, maar weet niet hoe 
  • Vaak al stappen in de richting van gedragsverandering ondernomen, maar zonder succes
  • Beslissing tot verandering is genomen

“Ik wil deze ongerustheid voorkomen. Ik besluit te stoppen met roken”


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 4 Actieve verandering
  • Inzicht in noodzaak tot veranderen en mogelijkheden daartoe
  • Risicogedrag is veranderd
  • Nieuw gedrag wordt geïmplementeerd
  • Nieuw gedrag is nog geen 'gewoonte' geworden

“Ik ben officieel gestopt met roken”


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 5 Gedragsbehoud  
en Stadia 6 Terugval
Stadia 5:
Gedragsverandering is 'gewoonte‘  “Ik hou vol, ik rook niet”

Stadia 6 
Terugval naar risicogedrag   “Het lukt me niet meer”

Terugval van latere stadia naar eerdere stadia is gedurende het gehele proces mogelijk



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
- Maak groepen van 3 / 4 

- Leg de uitspraken bij het juiste 
stadium .

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie:
?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie:
Is de prikkel of reden waardoor mensen iets doen of laten.
Het is de drijfveer waardoor iemand in beweging komt, letterlijk en figuurlijk. 

Motivatie zie je terug in het gedrag, in de houding van de ander en in de communicatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie 
Intrinsieke motivatie: De motivatie komt vanuit de persoon zelf. Hij wil zelf graag veranderen of iets doen omdat hij daadwerkelijk gelooft dat dat goed is en het hem helpt.

Extrinsieke motivatie: De motivatie komt van buiten een persoon. Hij doet iets omdat hij een beloning krijgt, of straf als hij iets niet doet.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie 
Motivatie is afhankelijk van drie delen:
  

Willen: Je wilt de verandering en begrijpt dat het belangrijk is om te veranderen.
Kunnen: Je moet fysiek en mentaal in staat zijn de verandering door te voeren.
Klaar zijn: De verandering heeft prioriteit, je kunt je concentreren op de verandering.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Porter geeft aan het erg moeilijk te vinden om te stoppen met roken, maar ze is overtuigd dat het moet. Ze merkt bij zichzelf dat ze snel buiten adem is en een slechte conditie heeft. Ze hoest ook veel. En eigenlijk vindt ze roken niet eens lekker. Ze doet het uit gewoonte. Daar wil ze vanaf.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 15 - Quizvraag

Stadium 3. Voorbereiden/Beslissen

Is nu bewust van risicogedrag

Meestal overtuigd van voordelen gedragsverandering

Wil graag veranderen, maar weet niet hoe 


Mevrouw Van Dam stopt ook met roken. Ze zegt: 'De dokter zegt dat ik eerder dood ga als ik niet stop, dus dan moet het maar.' Maar eigenlijk vindt ze het onzin. Ze is al 70 jaar geworden met die sigaretten en ze vindt roken lekker. Maar ja, als de dokter het zegt…
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie

Slide 16 - Quizvraag

Stadium 1 Voorbeschouwing:

Verandering van gedrag wordt niet overwogen

Niet of onvoldoende bewust van risicogedrag

Niet overtuigd dat voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de nadelen
Twee zorgvragers, twee verschillende motivaties
Je begeleidt twee zorgvragers die toevallig allebei willen stoppen met roken.
Bij welke zorgvrager is de kans op succes het grootst? 

  • Mevrouw Porter geeft aan het erg moeilijk te vinden om te stoppen met roken, maar ze is overtuigd dat het moet. Ze merkt bij zichzelf dat ze snel buiten adem is en een slechte conditie heeft. Ze hoest ook veel. En eigenlijk vindt ze roken niet eens lekker. Ze doet het uit gewoonte. Daar wil ze vanaf.

  • Mevrouw Van Dam stopt ook met roken. Ze zegt: 'De dokter zegt dat ik eerder dood ga als ik niet stop, dus dan moet het maar.' Maar eigenlijk vindt ze het onzin. Ze is al 70 jaar geworden met die sigaretten en ze vindt roken lekker. Maar ja, als de dokter het zegt…


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gesprekstechnieken zetten we in bij de ontwikkeling van motivatie om gedrag te veranderen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke gesprekstechnieken zetten we in bij de ontwikkeling van motivatie om gedrag te veranderen? 

  • Open vragen stellen: Als mensen gedrag willen veranderen, is er vaak sprake van tegenstrijdige gevoelens. Om erachter te komen wat de client als voor en nadelen ziet, stel je open vragen. 
  • Reflectief luisterend reageren: Dit doe je om reactie uit te lokken. (je ''raad'' wat iemand bedoelt en vraagt of dit klopt.
  • Bevestiging geven: Complimenten, waardering en begrip. 
  • Luisteren: Samenvatten wat de ander verteld, hierdoor laat je merken dat je luistert. 
  • Verandertaal uitlokken: Ervoor zorgen dat de ander zich positief uit laat over de verandering. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandertaal
Alles dat je gesprekpartner zegt dat pleit voor verandering (of tegen de huidige situatie). 
Hoe hij iets Ziet, Wil, Wat de noodzaak is etc.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 soorten Verandertaal

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk alle zinnen en bedenk welke soort verandertaal het is: 


(Willen - Redenen- Kunnen - Noodzaak)
1. Ik denk dat ik mijn administratie wel zelf kan bijhouden.
2. Als ik zo doorga, krijg ik steeds meer astma aanvallen
3. Ik zou zo graag eens leuke kleren willen kopen
4. Wat zou het fijn zijn als ik me niet elke dag zorgen hoefde te maken
5. Ik kan natuurlijk een boodschappenlijstje maken als ik naar de winkel gaan.
6. Ik voel me de hele dag nerveus door de social media
7. Op deze manier kan ik straks mijn schulden niet betalen
8. Ik heb wel discipline als het moet
9. Ik hou geen vrienden meer over als dit zo doorgaat
10. Als ik de hele avond op de bank hang voel ik me echt slecht

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verandertaal uitlokken
Je probeert ervoor te zorgen dat de ander zelf redenen en voordelen bedenkt om zijn gedrag te veranderen. 
Je gaat ervoor zorgen dat de ander zich positief uitlaat over de verandering. 
Je stimuleert hierbij de intrinsieke motivatie. 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen die je kunt stellen om verandertaal te ontlokken: 
  • Redenen om te veranderen (Voordelen)
Wat zijn enkele positieve dingen die je zou kunnen ervaren als je besluit om dit te veranderen?

  • Nadelen van de Huidige Situatie
Welke ongemakken of nadelen ervaar je momenteel door vast te houden aan het huidige gedrag?

  • Ambivalentie
Zijn er momenten waarop je twijfels hebt over het veranderen van dit gedrag?

  • Vertrouwen in het Vermogen tot Verandering
Op een schaal van 1 tot 10, hoeveel vertrouwen heb je in je vermogen om deze verandering door te voeren?
Kun je enkele voorbeelden delen van situaties waarin je succesvol bent geweest in het omgaan met vergelijkbare uitdagingen?

  • Concrete Stappen naar Verandering
Welke specifieke stappen zou je kunnen zetten om deze verandering te starten?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies