In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4 De industriële revolutie
1750-1900
Slide 1 - Tekstslide
Vóór de Industriële revolutie
Slide 2 - Tekstslide
Het begin van een nieuwe tijd.
Slide 3 - Tekstslide
Van handwerk naar machine
Tot 1800 wordt bijna alles met huisnijverheid gemaakt
Vanaf 1800 wordt steeds meer in fabrieken gemaakt
Dit noemen we ook wel industrialisatie
Voorbeeld voor 1800
Aan het spinnewiel
Voorbeeld na 1800
Aan de machine
Slide 4 - Tekstslide
Huisnijverheid verdwijnt
Rond 1700 gaat men katoenen kleding dragen
De huisnijverheid houdt de vraag naar kleding niet meer bij
Daarom worden nieuwe machines uitgevonden
Deze machines worden uiteindelijk in fabrieken geplaatst
Spinning Jenny
Slide 5 - Tekstslide
Oorzaken industrialisatie
Mijnbouw
In Groot-Brittannië zijn grote voorraden steenkool en ijzererts. De brandstof voor de machines en de grondstoffen zijn dus goedkoop.
Arbeidskrachten
Door de verbeteringen in de landbouw raken veel mensen daar werkloos. Daarom zoeken zij werk in de industrie en nemen zij genoegen met een laag loon.
Bevolkingsgroei
In de 18de eeuw verbetert de landbouw. Dit zorgt voor meer voedsel en hierdoor neemt de bevolking toe. Deze mensen hebben kleding nodig.
Goedkoper
Men vindt steeds meer machines uit. Hierdoor wordt bijna alles goedkoper. Daardoor stijgt de vraag en komen er weer meer fabrieken.
Grondstoffen
Europa heeft koloniën waar goedkope grondstoffen vandaan gehaald kunnen worden.
Slide 6 - Tekstslide
Gevolgen industrialisatie
Industriële samenleving
Door de switch van huisnijverheid naar industrie, ging de agrarisch-stedelijke samenleving over in een industriële samenleving
Goed of slecht?
Huisnijverheid maakt plaats voor massaproductie. Is dit voordelig of nadelig?
Wegen, kanalen en sporen
Door de industrialisering van de samenleving, is er ook behoefte aan meer infrastructuur. In korte tijd worden door het hele land nieuwe kanalen gegraven en nieuwe spoorwegen aangelegd na de uitvinding van de stoomtrein (1829)
Verstedelijking en vervuiling
Er vindt massaal verstedelijking plaats in GB. Mede doordat iedereen opgehokt zit en er tal van fabrieken zijn, is er enorme luchtverontreining
Slide 7 - Tekstslide
Veranderende gelaagdheid
Ondernemersklasse
Steeds meer fabrieken betekent steeds meer (rijke) fabriekseigenaren. Zij worden de belangrijkste groep in de samenleving: de gegoede burgerij
Middenklasse
In de steden moet ook veel werk gedaan worden door kleine bedrijven of mensen met een opleiding (winkeliers, onderwijzers, politie). Deze mensen verdienen prima, maar zijn minder rijk dan de gegoede burgerij. We noemen hen de middenklasse
Arbeidersklasse
Door de opkomst van de industrie werken steeds meer mensen in de fabrieken. Door verbeteringen (machines) in de landbouw is daar minder werk en gaan veel boeren in de stad werken als arbeiders
Slide 8 - Tekstslide
Het Koninkrijk der Nederlanden
Slide 9 - Tekstslide
Stadhouder Willem V
Koning Willem 1
Einde absolutisme, begin parlementaire democratie (1848)
Slide 10 - Tekstslide
0
Slide 11 - Video
0
Slide 12 - Video
Het armoede-probleem onder arbeiders werd 'de sociale kwestie' genoemd.
Zowel liberalen als socialen maakten zich zorgen.
1872: einde vakbond-verbod
1874: Het kinderwetje van van Houten
De sociale kwestie
Sociale wetten
Slide 13 - Tekstslide
- Leerplicht
- Riolering
- Betere medische zorg
- leefbare woningen
Andere veranderingen
Slide 14 - Tekstslide
Sociaaldemocraten en communisten
Karl Marx is de bedenker van het socialisme
Hij zegt dat socialisme bereikt moet worden met een revolutie
Anderen vinden dat het gewoon via de politiek moest
Sociaaldemocraten
Gelijkheid kan bereikt worden door mee te doen in de politiek (Tweede Kamer)
Communisten
Voor gelijkheid moeten alle productiemiddelen in handen van de staat komen door een geweldadige revolutie
Slide 15 - Tekstslide
Wat doet een vakbond?
-Praten met werkgevers over salaris en werkomstandigheden
- Organiseren indien nodig stakingen
Met het geld van de leden, kunnen vakbonden:
- Doorbetalen bij werkloosheid / ziekte
- Doorbetalen bij stakingen
- Wordt scholing voor de leden betaald
- Worden onterecht ontslagen leden geholpen (advocaat)