Klimaatsysteem koppen

Klimaatsysteem van Köppen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klimaatsysteem van Köppen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen klimaatsysteem Köppen:
  • Je weet welke 5 hoofdklimaten (letters) Köppen onderscheidt.
  • Je weet welke 3 letters Köppen gebruikt voor de neerslagverdeling.
  • Je kunt per klimaat de temperatuurgrenzen en neerslagverdeling noemen.
  • Je kunt a.d.h.v een klimaatgrafiek bepalen welk klimaat is weergegeven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak kennis met klimaten 
Welke klimaat hebben de volgende steden:
Rio de Janeiro (Brazilië)
Moskou (Rusland)
Caïro (Egypte)
Oslo (Noorwegen)
Sydney (Australië)

Slide 3 - Tekstslide

Rio de Janeiro (Brazilië): Tropisch klimaat (A-klimaat). De stad ligt dicht bij de evenaar, met hoge temperaturen en veel neerslag gedurende het jaar.

Moskou (Rusland): Continentaal klimaat (D-klimaat). Grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter, met koude winters en relatief warme zomers.

Caïro (Egypte): Woestijnklimaat (B-klimaat). Zeer weinig neerslag, hete zomers en milde winters, typisch voor een droog gebied.

Oslo (Noorwegen): Gematigd zeeklimaat (C-klimaat). Milde zomers, koude winters, met neerslag het hele jaar door, mede beïnvloed door de nabijheid van de zee.

Sydney (Australië): Gematigd klimaat (C-klimaat). Warme zomers, milde winters, en regelmatige neerslag, typisch voor de ligging in het gematigde gebied.
Klimatenraden:
Welk kenmerken horen bij het volgende klimaat:
"Het hele jaar door warm en vochtig"

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimatenraden:
"zomers heet en winters koud"

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimatenraden:
"Bijna geen regen"

Slide 6 - Open vraag

"Het hele jaar door warm en vochtig": Tropisch klimaat (A-klimaat)

"Zomers heet, winters koud": Continentaal klimaat (D-klimaat)

"Bijna geen regen": Woestijnklimaat (B-klimaat)
Klimaatsysteem Köppen
Indeling in een code van 2 letters: 1 HOOFDLETTER en 1 kleine letter

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor wordt de temperatuur van een plaats op aarde vooral bepaald?
A
De atmosfeer
B
De hoogte van de bergen rond een gebied
C
De ligging ten opzichte van de evenaar
D
Warme-, of koude zeestromen langs de kusten

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Droge tijd = minder dan 30mm neerslag per maand

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk je deze les thuis? 
Dan is het handig om de volgende video te bekijken. Hierin word in ongeveer 6 minuten het klimaatsysteem uitgelegd. 

Let er wel op dat het aantal mm neerslag bij de droge klimaten niet klopt. Er worden in de video 200 en 400 mm genoemd, wij hebben de grens op 250 en 500 mm.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatsysteem van Köppen
Palmgrens
De palmgrens is de isotherm (Lijn die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbindt) van 18'C. Dit is de temperatuur waarbij palmbomen niet meer groeien als het kouder wordt.
Boomgrens
De boomgrens is de isotherm van 10"C in de warmste maand. Als het in de warmste maand kouder
Isotherm
Een isotherm is een lijn die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbind.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A=tropisch klimaat
Kenmerken
Het A-klimaat heeft als belangrijkste kenmerk dat het warm is. De gemiddelde temperatuur is in de koudste maand hoger dan 18 'C.
Er kan het gehele jaar regen vallen, maar het hoeft niet.
grafiek

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling en kenmerken A-klimaten
Temperatuur: gemiddeld hoger dan 18'C in de koudste maand. 
Neerslag:
Af= tropisch regenwoud: het gehele jaar neerslag
As/Aw = Savanne: er is een droge periode in zomer (As) of winter (Aw)
Am = Moessonklimaat. klimaat met een regentijd van ongeveer 6 maanden (Moessonregen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B=droog klimaat
grafiek
Kenmerken
Het B-klimaat is heet en droog. Dit klimaat wordt niet bepaald door temperatuur, maar door de hoeveelheid neerslag. 
In een woestijn valt minder dan 250 mm neerslag. In een steppeklimaat is dat tussen de 250 en 500 mm per jaar. De verdamping is hoog.
In een droog klimaat is de gemiddelde temperatuur wel hoger dan 10'C 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling en kenmerken  B-klimaten
Temperatuur: gemiddeld hoger dan 10'C in de koudste maand
Neerslag:
BS = Steppe: er valt 250-500 mm neerslag
BW = Woestijn: er valt minder dan 250 mm neerslag

De B- klimaten en de E-klimaten zijn uitzonderingen. Bij deze afkortingen zijn beide hoofdletters.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

C=zeeklimaat
Kenmerken
Het C-klimaat is het gematigde zeeklimaat. De gemiddelde temperatuur in de warmste maand is meer dan 10 'C. In de koudste maand de temperatuur gemiddeld boven -3 'C en onder 18 'C.
Er kan het gehele jaar neerslag vallen, maar het hoeft niet.
grafiek

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling en kenmerken  C-klimaten
Neerslag:
Cf = Zeeklimaat: er valt het gehele jaar neerslag
Cs = Middellandse zeeklimaat: er valt in de zomer weinig tot geen neerslag
Cw = Chinaklimaat: er valt weinig tot geen neerslag in de winter

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

D=landklimaat
grafiek
Kenmerken
Het D-klimaat is het landklimaat. De invloed van de zee is er niet, waardoor de verschillen tussen warme en koude perioden groter zijn.
De gemiddelde temperatuur in de koudste maand ligt onder -3 'C en in de warmste maand boven 10 'C. Er kan het gehele jaar neerslag vallen maar het hoeft niet.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling en kenmerken  D-klimaten
Neerslag:
Df landklimaat met gehele jaar neerslag
Dw landklimaat met droge winter
Ds komt niet voor.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

E=poolklimaat
grafiek
Kenmerken
Het E-klimaat is het koudste klimaat. In de warmste maand wordt het nooit warmer dan 10 'C.
Het poolklimaat vind je niet alleen bij de polen, maar ook hoog in de bergen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling en kenmerken E-klimaten
De E klimaten zijn weer een uitzondering:
EF = Poolklimaat
EH = hooggebergteklimaat
ET = Toendraklimaat. 
Het verschil tussen toendra en poolklimaat is de temperatuur: BIj het toendraklimaat komt de zomer temperatuur wel boven 0'C uit, bij het poolklimaat niet (poolklimaat is altijd kouder dan 0'C)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<50mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.
Df klimaat

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<50mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.
Cs

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen moet je stellen:
  1. Hoeveel neerslag valt er in het jaar? (heb je te maken met een B-klimaat?)
  2. Wat is de temperatuur in de warmste maand, welke maand?
  3. Wat is de temperatuur in de koudste maand, welke maand?
  4. Ligt de plaats op het NH of ZH?
  5. Is er sprake van een droge tijd? (A=<50mm, C of D=<30mm)
  6. Zo ja welk seizoen?
  7. temperatuurgrenzen bepalen hoofdletter, neerslagverdeling bepaalt kleine letter.
BS

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat:
Alle klimaten met hun kenmerken op een rij
Samenvatting
Dit moet je uit je hoofd weten!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek het klimaat van jouw eiland 
Kijk naar de ligging van je eiland en bedenk welk Köppen-klimaat je verwacht. Is het bijvoorbeeld een tropisch A-klimaat, een droog B-klimaat of een gematigd C-klimaat? Kies één  van de klimaatzones en leg uit waarom je denkt dat dit het klimaat is van je eiland. 

Het kan zijn dat je meerdere codes hebt binnen je eiland, houdt hierbij rekening met de kenmerken van je eiland 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een klimaatgrafiek(en) van jouw eiland 
Deze grafiek moet informatie bevatten over de gemiddelde temperatuur en neerslag per maand. 

In de dia's met klimaatgrafieken staan vragen die je kan stellen over jouw eiland. 

Maak een grafiek op papier en maak de klimaatgrafiek kloppend voor jouw eiland 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies