les 1 bestaansmiddelen Hoofdstuk 6-8

Bestaansmiddelen
Uitleg over bestaansmiddelen, inclusief vragen.

De mens heeft allerlei dingen nodig om te kunnen bestaan, zoals 
voedsel, onderdak en kleding. De middelen waarmee dat wordt 
geproduceerd heten bestaansmiddelen.

aan het einde van deze bijeenkomst ken je de 3 economische 
sectoren, en weet je welke beroepen daarbij horen.
Daarnaast heb je geoefend met toelatingstoets-vragen.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bestaansmiddelen
Uitleg over bestaansmiddelen, inclusief vragen.

De mens heeft allerlei dingen nodig om te kunnen bestaan, zoals 
voedsel, onderdak en kleding. De middelen waarmee dat wordt 
geproduceerd heten bestaansmiddelen.

aan het einde van deze bijeenkomst ken je de 3 economische 
sectoren, en weet je welke beroepen daarbij horen.
Daarnaast heb je geoefend met toelatingstoets-vragen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen voor de toelatingstoets?
Kernthema 3: Bestaansmiddelen
B3.1 De aspirant-student kan economische
 sectoren en hun verspreiding en kenmerken beschrijven
B3.2 De aspirant-student kan aan de hand van een kaartbeeld van Nederland en de wereld belangrijke economische gebieden aangeven.
B3.3 De aspirant-student kan het proces van globalisering en de gevolgen voor verschillende gebieden toelichten.


Slide 2 - Tekstslide

waar denk jij aan bij bestaansmiddelen?

Slide 3 - Woordweb

Begrippen bestaansmiddelen
Landbouw, extensieve landbouw, intensieve landbouw, drainage, irrigatie, kunstmest, bosbouw, mijnbouw, visserij, industrie, chemische industrie, olieraffinage, textielindustrie, metaalindustrie, hoogoven, high techindustrie, dienstverlening, transport, handel, toerisme, informele sector, import, export, grondstof, recycling, halffabricaat, eindproduct, arbeid, kenniseconomie, kapitaal, afzetmarkt, afstand, relatieve afstand, absolute afstand, delfstof, ijzererts, steenkool, aardolie, aardgas, infrastructuur, autoweg, spoorweg, kanaal, rivier, sluis,  en bruto nationaal product (BNP)/ per inwoner

Hoeveel van de 46 begrippen ken jij al?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is hier aan de hand? Waarom gebeurt dit? Waar is dit? Waar zou dit nog meer kunnen zijn? Blijft dit in de toekomst nog steeds gebeuren?

Slide 5 - Tekstslide

Bestaansmiddelen
Bestaansmiddelen worden gemaakt in 4 economische sectoren.

Slide 6 - Tekstslide

Bestaansmiddelen
Wat vertelt de verdeling van de beroepsbevolking?

Slide 7 - Tekstslide

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

In welke sector werkt hij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

In welke sector werkt hij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

In welke sector werkt zij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

In welke sector werkt hij?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector

Slide 16 - Quizvraag

Voorbeeld toelatingstoetsvragen

Slide 17 - Tekstslide

Waarom staat bij Marseille een raffinaderij van Exxon Mobil
A
Hier wordt veel aardolie gewonnen.
B
Hier kan de grondstof gemakkelijk worden aangevoerd.
C
Hier zijn veel goedkope arbeidskrachten.

Slide 18 - Quizvraag

Op de kaart zie je het percentage van de bodem in het land dat gebruikt wordt voor de landbouw. Hoe verklaar je het lage cijfer voor Kongo?
A
Hooggebergte
B
Savanne
C
Tropisch bos
D
Woestijn

Slide 19 - Quizvraag

Voor de kust van Zuid-Holland is de Maasvlakte aangelegd. Wat was de belangrijkste aanleiding voor de aanleg van dit gebied?
A
De behoefte aan een geschikte locatie voor windmolenparken
B
het tekort aan havens; met name havens voor grote schepen
C
het tekort aan natuur- en recreatiegebieden in de Randstad
D
het tekort aan opslagruimte voor het slib dat verzameld werd bij het uitbaggeren van de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal

Slide 20 - Quizvraag

Niet alleen voor Panama zelf is het economisch belang van het Panamakanaal groot; ook andere gebieden profiteren van het kanaal. Waardoor vooral?
A
Het kanaal vormt de toegangspoort voor toeristen naar Midden- en Zuid-Amerika
B
Het kanaal vormt de verbinding tussen de Stille Oceaan en het oosten van de VS.
C
Via het kanaal worden de delfstoffen naar landen in Midden Amerika geëxporteerd.

Slide 21 - Quizvraag

Tussen de Main en de Donau ligt sinds 1992 het Main-Donau-kanaal. Voor welke belangrijke Europese havenstad werd, door de aanleg van het kanaal, het afzetgebied sterk vergroot?
A
Londen
B
Marseille
C
Rotterdam
D
Sint-Petersburg

Slide 22 - Quizvraag