8 Thema: Bestaansmiddelen

Bestaansmiddelen
  • Je kent de economische sectoren
  • Je kent de oorzaken en gevolgen van globalisering
  • Je kunt verklaren waarom een economische sector in een bepaald gebied voorkomt.
  • Je kunt globalisering uitleggen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bestaansmiddelen
  • Je kent de economische sectoren
  • Je kent de oorzaken en gevolgen van globalisering
  • Je kunt verklaren waarom een economische sector in een bepaald gebied voorkomt.
  • Je kunt globalisering uitleggen

Slide 1 - Tekstslide

De Alpen liggen ten zuiden / noorden van München.
A
Zuiden
B
Noorden

Slide 2 - Quizvraag

Antwerpen ligt ten........ van Brussel?
A
Westen
B
Oosten

Slide 3 - Quizvraag

De Oostzee ligt ...... van Hamburg?
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 4 - Quizvraag

Fancoise zegt: "Waar ik woon wordt vooral Frans gesproken.
In welk gebied woont Fancoise.
A
De Noordelijke Alpen
B
Het Ruhrgebied
C
Vlaanderen
D
Wallonië

Slide 5 - Quizvraag

Welk water stroomt er langs Antwerpen?
A
De Donau
B
De Maas
C
De Rijn
D
De Schelde

Slide 6 - Quizvraag

Liverpool ligt ten ....... van Londen.
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 7 - Quizvraag

Het kanaal ligt ten....... van de Noordzee
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 8 - Quizvraag

Glasgow ligt ten ....... van Liverpool.
A
Noorden
B
Zuiden

Slide 9 - Quizvraag

In het nieuws wordt geroepen: "Hevige regenval in Schotland".
De bewoners van welke stad hebben last van de regenval?
A
Dublin
B
Glasgow
C
Liverpool
D
Londen

Slide 10 - Quizvraag

Welk land zie je als je over de Pyreneeën vliegt?
A
Griekenland
B
Italië
C
Spanje
D
Duitsland

Slide 11 - Quizvraag

Economische sectoren
  1. Landbouw of Primaire sector
  2. Industrie of Secundaire sector
  3. Diensten of Tertiaire sector
Bestaansmiddelen

Slide 12 - Tekstslide

In welke sector ben jij werkzaam?
Landbouw of Primaire sector
Industrie of Secundaire sector
Diensten of Tertiaire sector

Slide 13 - Poll

Landbouw
  1. Akkerbouw
  2. Tuinbouw
  3. Veeteelt
  4. Visserij
  5. Bosbouw
  6. Mijnbouw 

Slide 14 - Tekstslide

Industrie
  1. Olieraffenaderijen
  2. Chemische fabrieken
  3. Hoogovens en ijzer en staalfabrieken
  4. Landbouw verwerkende fabrieken
  5. Textiel en confectiefabrieken
  6. Steen en keramiekfabrieken
  7. Elektronische en hightechindustrie

Slide 15 - Tekstslide

Vestigingsplaatsfactoren
  • Dicht bij afzetmarkt
  • Dicht bij arbeiders
  • Dicht bij grondstoffen
  • Dicht bij energiebron
  • Goede infrastructuur
Veranderingen:
  • Andere transportmiddelen.
  • Specialisatie
  • Schaalvergroting

Slide 16 - Tekstslide

Vestiging van belangrijke diensten
  • Drempelwaarde
  • Reikwijdte
  • Verzorgingsgebied 
  • Verschil absolute en relatieve afstand

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de drempelwaarde?
A
Aantal mogelijke klanten binnen de reikwijdte
B
Minimum bedrag dat je moet uitgeven in een winkel
C
Minimum aantal mensen die nodig zijn voor een voorziening
D
De afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening

Slide 18 - Quizvraag

Wat heeft de grootste reikwijdte?
A
Intertoys
B
Boni
C
BasicFit
D
UMC Utrecht

Slide 19 - Quizvraag

Soorten producten:

grondstof                  halffabrikaat             eindproduct

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een grondstof?
A
Een product dat in de natuur gevonden kan worden, dat gebruikt word om iets van te maken
B
De belangrijkste bouwmaterialen
C
Iets dat je uit de grond haalt
D
De belangrijkste voedingsmiddelen

Slide 21 - Quizvraag

wat is een grondstof?
A
suiker
B
broodje gezond
C
taart
D
soep

Slide 22 - Quizvraag

Welk product is een halffabrikaat
A
Meel
B
Hout
C
Graan
D
Olie

Slide 23 - Quizvraag

De verwerkende industrie gebruikt
A
enkel halffabrikaten
B
enkel grondstoffen
C
Zowel halffabrikaten als grondstoffen
D
geen grondstoffen of halffabrikaten

Slide 24 - Quizvraag

Wat is hier de grondstof?
A
t-shirt
B
katoenen lap stof
C
katoenen draden
D
katoenplant

Slide 25 - Quizvraag

Globalisering
Het proces waarbij de hele wereld het terrein wordt waarop bedrijven en instellingen met elkaar samenwerken



Oorzaken:
  • Relatieve afstand wordt steeds kleiner
  • Steeds meer handelsbelemmeringen verdwijnen
  • Opkomst multinationals

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Bewijs met gegevens uit de atlas de volgende stellingen:
  1. Een land waarbij een groot gedeelte van de bevolking werkt in Landbouwsector heeft een lager welzijn.
  2. Een land waar de zuigelingensterfte laag is, heeft een hoge alfabetiseringsgraad.
  3. In een land met een hoog BNP heeft een goede gezondheidssector.
Vraag:
  1. Waarom heeft Luxemburg een hoger BNP/p dan China
Bewijs de stelling door 3 arme landen te vergelijken met 3 rijke landen.

Slide 27 - Tekstslide

De begrippen
Aardgas
Eindproduct
Infrastructuur
Relatieve afstand
Aardolie
Export
Intensieve landbouw
Rivier
Absolute afstand
Extensieve landbouw
Irrigatie
Sluis
Afzetmarkt
Grondstof
Kanaal
Spoorweg
Arbeid
Halffabricaat
Kapitaal
Steenkool
Autoweg
Handel
Kenniseconomie
Textielindustrie
Bosbouw
Hightech industrie
Kunstmest
Toerisme
Bruto Nationaal Product
Hoogoven
Landbouw
Transport
Chemische industrie
IJzererts
Metaalindustie
Visserij
Delfstof
Import
Mijnbouw
Dienstverlening
Industrie
Olieraffinage
Drainage
Informele sector
Recycling

Slide 28 - Tekstslide

Volgende les
Lezen H4.1, 4.2, 4.3 en 4.4
Leren Topografie van de wereld.

Slide 29 - Tekstslide