De leerling kan:
1. het gerief (handdoek, zeep en water) om handen te kunnen wassen benoemen aan de hand van visualisaties. (ONTHOUDEN)
2. gebruik maken van het gerief (handdoek, zeep en water) om handen te wassen. (TOEPASSEN)
3. kan demonstreren hoe hij/zij de kraan van de lavabo open- en dichtdraait met behulp van visualisaties. (TOEPASSEN)
4. de hoeveelheid zeep (één pompje) die men nodig heeft om handen te kunnen wassen benoemen aan de hand van visualisaties. (ONTHOUDEN)
5. kan demonstreren hoe hij/zij de handen moet inzepen met behulp van visualisaties. (TOEPASSEN)
6. kan demonstreren hoe hij/zij de handen moet natmaken met behulp van visualisaties. (TOEPASSEN)
7. de hoeveelheid zeep (één pompje) die men nodig heeft om handen te kunnen wassen benoemen aan de hand van visualisaties. (ONTHOUDEN)
8. kan demonstreren hoe hij/zij de handen afdroogt met behulp van visualisaties. (TOEPASSEN)