Beroepsoriëntatie les 5: Maatschappelijke Opvang & Verslavingszorg, les 6; Jeugdzorg

 Beroepsoriëntatie
Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg 
Klassen: 
Datum: 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 Beroepsoriëntatie
Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg 
Klassen: 
Datum: 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 1 
 4 lesuren (4x45 min)  

Slide 2 - Tekstslide

Deel 1; 90 minuten
Programma deel 1 
1. AWR 
2. Terugblik op vorige week en eindopdracht
3. Lesdoelen deze week
4. Theorie Maatschappelijke Opvang
5. Video en Lezen
6. Theorie Verslavingszorg
7. Vragen Verslavingszorg

8. Afsluiting - lesdoelen check 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik- Beroepsoriëntatie eindopdracht 
Checklist: 
  • De eindopdracht is een filmpje die je samen met je samenwerkingspartner maakt (in 2 tallen). Ga dus deze komende twee weken goed de eindopdracht bekijken en stel vragen indien nodig. Let op! De reflectie schrijf je alleen.
  • Pak pen en papier en noteer:
  1. Deadline voor het inleveren van de eindopdracht = 12 november
  2. De herkansing = 26 november.
  3. Je levert deze opdracht in via Its Learning. 

Zijn hier nog vragen over???? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen deel 1 
Aan het einde van deze les kun jij over maatschappelijke opvang: 
- beschrijven wat het verschil is tussen dak- en thuisloos
- uitleggen welke oorzaken/ reden er vooraf kunnen gaan aan dak- en thuisloos worden
- benoemen welke organisaties er zijn voor dak- en thuislozen- 

Aan het einde van deze les kun jij over verslaving
- benoemen wat er onder verslaving wordt verstaan
- uitleggen wat de DSM-V te maken heeft met verslaving
- toelichten welke factoren ervoor zorgen dat je verslaafd kunt worden




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische gedeelte

        Maak
        voor
       jezelf 
aantekeningen

Bijv: mindmap!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke Opvang
De maatschappelijke opvang zorgt voor de tijdelijke opvang van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. 
Geef voor jezelf antwoord op de volgende vragen:
  1. Hoeveel mensen zijn er dak- en thuisloos in Nederland? 
  2. Hoeveel jongeren zijn er dak- en thuisloos in Nederland?
  3. Is er een verschil tussen dak- en thuisloos zijn?
  4. Wat zouden reden/ oorzaken kunnen zijn om dak- en thuisloos te worden?

We kijken nu naar het programma: Jurre's Date met Ellie - Ellie was dakloos. Kijkvragen:
- Hoe komt het dat Ellie dak- en thuisloos werd?
- Hoe is het met de hulp die Ellie ontving in Nederland?

Slide 8 - Tekstslide

1. 32.000
2. 12.500
3. Er is een verschil tussen dakloos en thuisloos.
U bent dakloos als u:
-geen vaste woonplaats of verblijfplaats heeft
-geen adres om te wonen of te logeren heeft
-niet ingeschreven staat op een adres in het bevolkingsregister.

U bent thuisloos als u steeds wisselt van onderdak of woonplaats. Een thuisloze staat soms wel ingeschreven in het bevolkingsregister. Vaak is dat op het adres van een familielid of kennis waar het meest wordt overnacht. Het kan ook de plek zijn waar spullen staan.

4.
  • Schulden door te hoge woonlasten.
  • Niet goed met geld omgaan en in de schulden terecht komen waardoor men op den duur het huis wordt uitgezet.
  • Huurachterstand.
  • Verslaving aan drugs, alcohol, gokken, koopziek.
  • Brand.
  • Psychiatrische problemen waardoor iemand niet goed voor zichzelf kan of wil zorgen.
  • Uit huis gezet worden na ruzie met partner of ouder(s).
  • Van huis weggelopen.
  • Op de vlucht zijn voor iets of iemand.
  • Echtscheiding of verbroken relaties.

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lezen uit BOOM
Aan de slag:

Lees met elkaar 2.1. stuk over de Maatschappelijke Opvang uit BOOM Professional Maatschappelijke Zorg.

- Welke organisatie bieden er in Rotterdam en omstreken onderdak aan dak- en thuislozen?
- Zou jij met deze doelgroep willen werken? Leg uit waarom wel/ niet?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke opvang
De maatschappelijke opvang zorgt voor de tijdelijke opvang van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. Vaak spelen er meerdere problemen waardoor mensen geen dak meer boven hun hoofd hebben. Denk hierbij aan verslaving, werkloosheid, psychische problemen en huiselijk geweld. Het verblijf binnen de opvang biedt op dat moment rust, waardoor mensen kunnen werken aan herstel. De hoeveelheid aan begeleiding en hulp hangt af van de hoeveelheid aan problemen en van de medewerking van de cliënt om tot oplossingen te komen.
Doelstelling:
Het doel van de maatschappelijke opvang is het begeleiden van mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn waardoor er rust ontstaat. Door deze rust kunnen mensen werken aan hun problemen en herstel.
Cliënten:
Maatschappelijke opvang is opvang en begeleiding voor mensen en gezinnen die dak- of thuisloos zijn. Deze situatie is meestal ontstaan door meerdere problemen die elkaar beïnvloeden.


Slide 11 - Tekstslide

Theorie uit Boom voor ieder die dit wilt gebruiken bij afwezigheid van boeken.
Energizer: Wat zie je? 

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord :  ouder echtpaar maar ook 
  • Twee mannen met sombrero’s waarvan één met gitaar
  • Jonge vrouw in de deuropening
  • Grote vaas of kelk
  • Kleine vaas
  • Gordijnen

Verslaving

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan we onder verslaving? 
Toestand waarin een persoon fysiek en/of mentaal afhankelijk is van/niet zonder kan:
  •  Een verslavend middel
  •  Lustbevredigend gedrag

Verslaving is een psychische aandoening. En valt onder de DSM V (Diagnostiekboek-zie volgende dia). 

Wat alle verslavingen gemeen hebben is dat de afhankelijkheid lang kan blijven duren en zowel lichamelijk,  psychisch als sociaal schadelijke gevolgen heeft voor de verslaafde persoon.

Slide 14 - Tekstslide

Zie ook het boek/licentie Mensen paragraaf 14.4 

Diagnose 
In de DSM V  zijn er 11 criteria waar iemand aan voldoet bij een verslaving.  Zie volgende dia. 

Verslaving - hersenziekte: 

Bij het ontstaan van verslaving zijn verschillende delen van de hersenen betrokken:
- Het beloningscentrum. Dit centrum in de hersenen zorgt ervoor dat je je lekker voelt.
- Het geheugen. Het geheugen zorgt ervoor dat je positieve ervaringen herinnert.
- De nieuwe hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen zorgt ervoor dat niet meteen toegegeven wordt aan allerlei verlangens.
Bij mensen die een vergroot risico op verslaving lopen en bij verslaafden functioneren deze delen van de hersenen anders of minder goed. Sommige medicatie kan op deze delen van de hersenen ingrijpen.

Slide 15 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Kenmerken volgens DSM V- 11 criteria 
  • Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken dan het plan was.
  • Meerdere mislukte pogingen gedaan om te minderen of te stoppen.
  • Veel tijd nodig hebben voor het gebruik en herstel.
  • Sterk verlangen voelen om te gebruiken. ''Hunkeren'' ook wel craving genoemd 
  • Door gebruik tekortschieten op werk, tijdens studie of thuis.
  • Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt op het relationele vlak.


  • Hobby’s, sociale activiteiten of werk opgeven door gebruik.
  • Voortdurend gebruiken, zelfs als iemand daardoor in gevaar komt.
  • Voortdurend gebruiken, ondanks dat iemand weet dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich meebrengt of verergert.
  • Grotere hoeveelheden nodig hebben om het effect nog te voelen (tolerantie).
  • Onthoudingsverschijnselen ervaren, die minder hevig worden door meer te gebruiken 

Slide 16 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Bij de rode woorden stilstaan! Dit zijn begrippen!


Wanneer kan je dan verslaafd worden? 
- Alle lagen van de bevolking. 

In de westerse maatschappij wordt er vaak gekeken naar verslaving vanuit bio-psychosociale model: 

Drie componenten spelen een rol: 
- Erfelijkheid (aanleg voor gevoeligheid) (BIO)- genetische aanleg 
- Persoonlijkheidsontwikkeling (PSYCHO)- persoonlijke ontwikkeling 
- Omgevingsfactoren (SOCIAAL)  - omstandigheden (vrienden, omgeving, gezin) 

Slide 17 - Tekstslide

DSM V- Diagnostiek boek. 
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) is een classificatiesysteem waarin internationale afspraken zijn gemaakt over welke criteria van toepassing zijn op een bepaalde psychische stoornis op basis van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten. 

Vertaal ook dit naar je eigen woorden en naar dit van je klas.
Betrek daarbij woorden als gevoeligheid, (erfelijkheid) 


Achtergrondinfo:
Verslaving valt onder de psychische ziektebeelden.
De één heeft een grotere kans op verslaving dan de ander. Bij mensen waar de kans op verslaving groter is, werken bepaalde delen in de hersenen anders of minder goed. Het beloningssysteem in de hersenen is hierbij erg belangrijk. Als dit minder goed werkt is iemand minder in staat om te genieten. Het gebruik van drugs levert dan een positieve ervaring op en dat maakt iemand vatbaarder voor verslaving. Voor een deel is dit genetisch bepaald.


Heb jij goed opgelet???
Check je kennis op de volgende dia's! 

Slide 18 - Tekstslide

Je referentiekader wordt bepaald door de mensen met wie je omgaat.
Familie, vrienden, opleiding, maar ook de media.
Door verschillen van de referentiekader kunnen er communicatieproblemen ontstaan.

Je begrijpt de ander niet omdat je totaal anders denkt, andere interesse hebt of een andere politieke overtuiging of levensbeschouwing.

Is een verslaving een psychisch aandoening volgens DSM-V?
A
Ja
B
Nee
C
Ligt aan welke verslaving
D
Ligt aan welke factoren

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met het begrip 'tolerantie' als we het hebben over verslaving?
A
Je vindt het normaal om in je dagelijkse leven middelen te gebruiken en vind het gek dat mensen zich daarom druk maken.
B
Je vind het normaler om middelen te gebruiken naarmate je verslaafd raakt
C
Je hebt steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen
D
Je bent soepeler in het nemen van het middel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bio-psychosociale model zegt dat een verslaving ontstaat door:
A
een verandering van het menselijk beloningssysteem
B
erfelijke aanleg, omgeving (sociaal) en persoonlijke ontwikkeling
C
een verandering van het menselijk brein
D
door buitensporig gebruik van bepaalde middelen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen uit BOOM
Aan de slag:

Lees met elkaar 2.1. stuk over de Verslavingszorg uit BOOM Professional Maatschappelijke Zorg.

- Welke organisatie bieden er in Rotterdam ondersteuning aan mensen met een verslaving?
- Zou jij met deze doelgroep willen werken? Leg uit waarom wel/ niet?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verslavingszorg
Verslavingszorg is een onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg. Het bevat alle zorg en ondersteuning aan mensen met een verslaving of mensen die verslaafd zijn geweest. Naast alcohol en drugs komen er ook steeds meer behandelingen voor verslaving aan gamen, online gokken en medicijnen.
Binnen de verslavingszorg zijn er diverse woon- en behandelvoorzieningen. Ook zijn er verslavingsklinieken die patiënten opnemen.

Doelstelling
Het doel van organisaties binnen de verslavingszorg is dat de cliënt helemaal stopt met het middel of het gedrag waaraan deze verslaafd is. Hierbij ligt de focus op een blijvend stoppen zonder terugval zodat de cliënt weer kan functioneren binnen het dagelijks leven.

Cliënten
Wat kan beginnen als een keer gokken in het casino kan steeds meer tijd in beslag nemen. Het kan zover gaan dat iemand de gehele dag online aan het gokken is waardoor hij wordt ontslagen en de huur van zijn huis niet meer kan betalen. Door een verslaving kunnen cliënten niet meer normaal functioneren in het dagelijkse leven. Mensen die te maken hebben met een verslaving zijn van verschillende leeftijden. De soort verslaving en de mate van verslaving kan per persoon verschillen.



Slide 23 - Tekstslide

Theorie uit Boom voor een ieder die dit wilt gebruiken bij afwezigheid van boeken
Afsluiting en lesdoelen check
- Wat neem je mee uit deze les?
- Wat wist je al over de Maatschappelijke Opvang en verslaving?
- Wat heb je geleerd over de Maatschappelijke Opvang en verslaving?
- Zou je in de Maatschappelijke Opvang of verslavingszorg willen werken?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Bedankt voor jullie aandacht!  

Nog vragen? 

De volgende les gaat over Jeugdzorg!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 2
4 lesuren (3x 45 min)

Slide 26 - Tekstslide

Deel 2: 90 minuten
Energizer

Slide 27 - Tekstslide

De zakenman heeft in zijn agenda geschreven met bloed wie hem heeft vermoord. De getallen staan voor de eerste letter van een maand: 6 is Juni, 4 is April. Neem je van die maanden de eerste letter, dan ontstaat de naam: Jason.
Programma deel 2 
1. AWR 
2. Terugblik maatschappelijke opvang en         verslaving
3. Lesdoel
4. Theorie Jeugdzorg 
5. Aan de slag
6. Ruimte om te werken aan de eindopdracht
7.  Afsluiting - lesdoelen check 

Slide 28 - Tekstslide

4x 45 min = 3 klokuren 

1. AWR  (start 10 min) 
2. Terugblik op vorige week (15-20 min) 
3. Terugblik-+ herhaling eindopdracht beroepsoriëntatie /vragen (10-15 min) 
3. Lesdoelen deze week versus deel 1 (5 min)  = totaal 45 min 

4. Leeractiviteiten- thema's centraal (5 min)
5. Korte theorie (begrippen + kwetsbaarheid) (15 min) 
6. Leeractiviteit (60 min) 
Nabespreken leeractiviteit -10 min 
Totaal - 90


8. Korte theorie begrippen (15 min)
9. Vragenrondje (10 min) 
9. Afsluiting (lesdoelen check) - 20 min 
Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je bijgebleven over de maatschappelijke opvang en verslaving?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun jij: 

- Uitleggen wat jeugd- en opvoedhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering is.






Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische gedeelte

Slide 32 - Tekstslide

Geef bij elke periode een ander groepje het woord en laat hen vertellen wat ze hebben genoteerd en behandel aan de hand daarvan de theorie op de volgende slides!
Jeugdzorg
Jeugdzorg zorgt ervoor dat kinderen en jongeren in een veilige omgeving kunnen opgroeien.

Wanneer het thuis niet goed gaat biedt jeugdzorg hulp aan kinderen, jongeren en ouders. 

Deze hulp kan thuis worden gegeven of in een instelling. 
De hulp kan kort zijn of lang, individueel of als gezin. 

De hulp wordt meestal vrijwillig aangeboden maar het kan voorkomen dat de kinderrechter besluit dat gedwongen hulp nodig is.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jeugdzorg
 Binnen jeugdzorg kun je te maken krijgen met drie verschillende soorten vormen.
Jeugd- en opvoedhulp
 opvoedproblemen, psychische problemen en/of een verstandelijke beperking waarbij hulp nodig is.
Jeugdbescherming
Wanneer ouders niet in staat zijn om hun kind in een veilige omgeving te laten opgroeien kan jeugdbescherming nodig zijn. Jeugdbescherming wordt opgelegd door een rechter als blijkt dat vrijwillige hulp niet wordt geaccepteerd of niet werkt. 

Zoek op: wat betekent OTS, uithuisplaatsing, pleeggezin.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jeugdzorg

Jeugdreclassering

Wanneer een kind tussen de twaalf en achttien jaar oud in aanraking komt met de politie dan kan er door de kinderrechter jeugdreclassering worden opgelegd. Bij jeugdreclassering wordt het kind geholpen, begeleid en gecontroleerd om het gedrag te veranderen en herhaling te voorkomen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen in de ontwikkeling
Wij gaan nu inzoomen op wanneer een ontwikkeling/gedrag niet normaal is. 

Wanneer de ontwikkeling van een kind achterblijft of anders verloopt dan verwacht, kan de oorzaak zowel binnen als buiten het kind liggen.
  • Binnenuit = bijvoorbeeld verstandelijke beperking
  • Buitenaf = bijvoorbeeld problemen in het gezin.

Ontwikkelingsproblemen zijn vaak te voorspellen vanuit risicofactoren!
  • Wat zijn voorbeelden van risicofactoren?



Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden risicofactoren
Je hebt aardig wat voorbeelden benoemd. Goed gedaan!

Welke risicofactoren zijn er?
  • Kindgebonden risicofactoren: Laag geboortegewicht, vroeggeboorte, kind van ongewenst geslacht, een beperking, veelvuldig ziek zijn, moeilijk temperament.

  • Ouder- en/of gezinsrisicofactoren: Negatieve jeugdervaring, moeizame start in rol van ouder, gebrek aan kennis, jonge ouder, psychisch problemen bij de ouders, verslavingsproblemen, huwelijksproblemen, echtscheiding, verwaarlozing mishandeling, ingrijpende levensgebeurtenissen, financiële situatie.

  • Omgevings- risicofactoren: Werkloosheid, armoede, weinig opleiding, slechte huisvesting, ontbreken van informele of formele steun.




Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Probleemgedrag versus gedragsstoornis
Probleemgedrag:
Ieder mens wordt wel eens flink boos. Ook een keer agressief reageren, wil nog niet zeggen dat iemand probleemgedrag vertoont. We spreken van gedragsproblemen als iemand een langdurig patroon laat zien van negatief, opstandig of driftig gedrag of gedrag dat tegen de normen ingaat, zoals vechten, stelen en liegen. Gedragsproblemen zijn niet aangeboren, maar worden veroorzaakt door de omstandigheden.
  • Een gedragsprobleem is niet iets wat je hebt meegekregen toen je geboren werd, maar heb je gekregen.


Gedragsstoornis:
Een gedragsstoornis is aangeboren en niet te genezen: iemand vertoont gedrag dat voortkomt uit een aandoening, zoals autisme, ADHD, ODD, ADD of een persoonlijkheidsstoornis.
  • Bij een gedragsstoornis is wetenschappelijk (via onderzoek) aan te tonen dat een kind anders functioneert dan de meeste andere kinderen.
  • Vaak kan je handvaten geven om er mee om te gaan. Deze vindt je onder andere in het DSM 5


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis begrippen
Ongewenst gedrag
Handelingen (van een groep of) van een individu, gericht tegen een persoon die deze handelingen als bedreigend, vernederend of intimiderend ervaart. Dit hoeft niet structureel plaats te vinden. En kan eenmalig zijn.

Gedragsprobleem
Gedragsproblemen zijn de ongewenste gedragingen die voor de omgeving of het kind zelf storend zijn. Hieronder valt bijvoorbeeld agressief, driftig of ongehoorzaam gedrag. Ook vernielzucht of pestgedrag horen hierbij. Door die problemen verloopt nu de ontwikkeling minder goed. Het probleem is vaak aan de situatie gebonden.

Gedragsstoornis
Als het probleemgedrag langer dan zes maanden duurt, kan er sprake zijn van een gedragsstoornis.
Bij een gedragsstoornis komen de symptomen in bepaalde combinaties voor, die ook in de DSM-V zijn beschreven.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Zoek op en zorg dat je in je eigen woorden kunt vertellen wat de onderstaande stoornissen inhouden:
  • Autisme, 
  • ADHD, 
  • ODD en
  • ADD.
Met elkaar bespreken we het na!
timer
15:00

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over: Eindopdracht



Je kunt nu verder werken in tweetallen aan de eindopdracht!

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen check
Maak een mindmap of noteer in de padlet/ mentimeter wat je deze les hebt geleerd!

Wat lijkt jou leuk aan het werken in de jeugdzorg?
Wat lijkt jou moeilijk aan het werken in de jeugdzorg?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Bedankt voor jullie aandacht!  

Nog vragen? 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies