2VM Test jezelf H4.7

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

• Lezen (10 minuten)
• Doelen
• Theorie
• Opdrachten/huiswerk
• Afsluiting

Welkom bij Nederlands!

Tekst

Mevrouw Wispels

Inhoud

• Dagopening
• 10 min. lezen 
• Woord van de week
  
• Huiswerk: Test jezelf H4.5
• Quizje
• Theorie H4.7 herhalen
• Huiswerk nakijken:  Test jezelf H4.7 Grammatica
• Klaar? Test jezelf H4.8 + lezen
• Afsluiting: Grammatica 
  

www.google.com

Serieus genomen

De jongste 

de wijste?

meespelen

1                                                                               2

de reclamecampagne

1. grote actie
2. de uitrusting
3. volgens de nieuwste mode
4. vanaf het begin

de sluikreclame

1. langzame reclame
2. stiekeme reclame
3. reclame over bruidsjurken
4. snelle reclame

ontlopen

1. op een manier die aan alle eisen voldoet
2. kleding
3. door de meeste mensen geaccepteerd
4. ontwijken

mond-op-mond-reclame

1. invloed hebben
2. vanaf het begin
3. over een product aan elkaar vertellen
4. iets krijgen van iemand die is gestorven

de lingerie

1. ontwijking
2. samenspel
3. soort
4. nachtkleding

fake

1. tijdens
2. betalen
3. nagelaten
4. nep

benijden

1. de kosten dragen
2. kopen
3. jaloers zijn
4. veroorzaken

het genre

1. de stijl
2. (meestal klein) onderwerp of voorwerp
3. stiekeme reclame
4. reclame die je op straat ziet

merkkleding

1. kleding met een brandmerk
2. kleding van een bekend merk
3. kleding waarvan je merkt dat het goed is
4. kleding voor de nacht

verstrikt geraakt in

1. gevoelig voor
2. gevangen geraakt in
3. grote actie
4. iets schandalig vinden

Maak er een woord van met een achtervoegsel:
vergaderen

Maak er een woord van met een achtervoegsel:
repareren

Maak er een woord van met een achtervoegsel:
proberen

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord: Je kunt online naar muziek (luisteren).

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord: Wij gaan heel hard naar de gym (lopen).

Maak van het werkwoord een zelfstandig naamwoord: Mijn vader gaat op zaterdag in de tuin (werken).

Welke leerling mag dat taartje opeten die ik vanochtend heb gebakken?

Zinsdelen:

o = wie/wat + gez.?

pv = vraagzin maken --> eerste www vooraan de vraagzin

wg = alle ww + aan het + te + zich + splitsbare ww

lv = wie/wat + gez. + o (+gez.)?

mv = aan/voor wie/wat is het bestemd?

bwb = prullenbak + w + h- vragen (behalve wie/wat)

Woordsoorten:

av = die, deze, dit, dat, zulke, dergelijke en zo'n

vv = wie, wat, welke en wat voor een?