G2 préparation au test periode 3

G2 préparation au test periode 3
chapitre 3 - grammaire H verbes pouvoir et vouloir
Voca chapitre 5 A B E F blz 40 - 41
phrases-clés G blz 42
Grammaire D et H (ontkenning en vragen)
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

G2 préparation au test periode 3
chapitre 3 - grammaire H verbes pouvoir et vouloir
Voca chapitre 5 A B E F blz 40 - 41
phrases-clés G blz 42
Grammaire D et H (ontkenning en vragen)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Vouloir et Pouvoir
Vouloir
Pouvoir
Je
veux
peux
Tu
veux
peux
Il / elle / on
veut
peut
nous
voulons
pouvons
vous
voulez
pouvez
Ils / elles
veulent
peuvent

Slide 3 - Tekstslide

Zij willen

Slide 4 - Open vraag

Ik kan

Slide 5 - Open vraag

Hij wilt

Slide 6 - Open vraag

vouloir
A
willen
B
kopen
C
kunnen
D
nemen

Slide 7 - Quizvraag

Geef de goede vorm van het werkwoord vouloir:
je, présent, vouloir
A
je veux
B
je veut
C
je voux

Slide 8 - Quizvraag

nous ___ (vouloir)
A
veux
B
voulons
C
voulez
D
veulent

Slide 9 - Quizvraag

Pouvoir=?
A
willen
B
mogen
C
kunnen
D
zwemmen

Slide 10 - Quizvraag

zij kan (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elle peut

Slide 11 - Quizvraag

zij kunnen (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elles peuvent

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Link


Maak de zin ontkennend:
Elles ont 13 ans.

Slide 14 - Open vraag


Maak de zin ontkennend:
Charles a un chat.

Slide 15 - Open vraag

Welke ontkenning betekent "niet meer"?
A
ne...plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 16 - Quizvraag

Welke ontkenning betekent : nog niet
A
ne pas encore
B
ne rien
C
ne plus
D
ne jamais

Slide 17 - Quizvraag

Vertaling van :
Ik ben nooit ziek
A
je ne suis plus malade
B
je ne suis jamais malade
C
je ne suis pas malade

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf eens een vraag op in het Frans met het vraagwoord 'Quand'

Slide 19 - Open vraag

vul het juiste vraagwoord in:
......................... tu t'appelles?

Slide 20 - Open vraag

Wat is geen vraagwoord?
A
Combien
B
quand
C
pour
D
quel

Slide 21 - Quizvraag

Het vraagwoord : qui =
A
welke
B
waarom
C
wie
D
hoe

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het vraagwoord 'waarom'?
A
quand
B
pourquoi
C
combien
D

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Vraag of iemand sport

Slide 25 - Open vraag

Vraag of iemand gezond is

Slide 26 - Open vraag

Vraag of iemand goed eet

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link