1. Je krijgt een filosoof toegewezen + een term die belangrijk is in zijn/haar filosofie
2. Zoek met je groep naar zo veel mogelijk informatie over wat deze term betekent voor de desbetreffende filosoof
15 min.
Slide 5 - Tekstslide
De termen
Arendt: "banaliteit van het kwaad"
Foucault: "panopticon"
Derrida: "différance"
Taylor: "malaise van de moderniteit"
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht: Bespreek met elkaar
1. Vertel aan een andere groep wat je hebt gevonden
(Arendt + Foucault; Derrida + Taylor)
2. De andere groep luistert en stelt kritische vragen
3. Bedenk in hoeverre jullie het eens zijn met de besproken ideeën
10 + 10 min.
Slide 7 - Tekstslide
Samenvatting
banaliteit van het kwaad: in moderne politieke systemen is het makkelijk om verantwoordelijkheid af te schuiven, en mee te werken aan gruwelijke dingen zonder die onder ogen te zien (vb: Eichmann)
panopticon: de moderne samenleving disciplineert mensen door systemen van surveillance (creëert onrust), zonder dat je weet of iemand echt naar je kijkt (bezwaar uiten is zinloos)
Slide 8 - Tekstslide
Samenvatting
différance: filosofie moet zich niet richten op eenheid, maar op bewustzijn van verschillen, zelfs binnen de illusie van identiteit (bijv. de betekenis van een woord kan verschuiven in verschillende contexten); deze verschillen zijn niet statisch
malaise van de moderniteit: technologische vooruitgang hangt samen met wegvallen van traditionele begrenzingen; zelfontplooiing is goed, maar zorgt ook voor desoriëntatie
Slide 9 - Tekstslide
Reflectie op modernisme
Derrida / Foucault: kennis en macht liggen in elkaars verlengde; kennis is een constructie die een ordening afdwingt in de werkelijkheid; filosofie legt machtsstructuren bloot
Arendt / Taylor: het goede dreigt uit zicht te raken; mensen hebben veel opties, maar weinig innerlijke sturing; vrijheid is een kwetsbaar goed